zondag 15 december 2013

De állerbelangrijkste vraag.

Wij zijn sinds Sinterklaas weer begonnen met bijbel lezen na het eten. Omdat na de peuterbijbel nu ook de kinderbijbel uit was, was ik al een poosje op zoek naar een leuk dagboekje dat geschikt was voor alle drie onze kinderen. Het bijbel lezen was er dus al een tijdje bij in geschoten. Gelukkig had Sinterklaas (lees: het evangelisch centrum Sleeuwijk) wel een geschikt boekje om op een eenvoudige manier wat basisbijbelkennis over te brengen. Lees je mee, met Bijtje B. Het is een leuk boekje dat een kort stukje uit de bijbel vertelt in taal voor jonge kinderen met een echte bijbeltekst die daarbij hoort. Daarnaast staan er vaak luistervragen of korte opdrachtjes of een liedje en een gebedje bij. Zo zijn wij een minuut of tien zoet met de min of meer ‘stille’ tijd van onze kinderen.

Ze vinden het zo leuk dat ze vaak ’s morgens bij het ontbijt het boekje al pakken en Arjen leest dan het verhaaltje van die avond al voor, of er wordt teruggegrepen op favoriete stukjes die we al eerder hebben gelezen. Vooral het verhaal van Noach is favoriet, daar zat een opdrachtje bij dat nogal populair is. De kinderen mochten allerlei dieren na doen die in de Ark gingen. Arjen deed met veel gebrul de leeuw na, Christoph kreeg het varken, wat hij meesterlijk na kan doen (het is jammer dat je hier geen geluid aan kan toevoegen, vraag hem er maar eens naar, je komt niet meer bij) en Yfke deed een vogel na. (‘Yfke wat doet de vogel?’ Het kind antwoord in alle onschuld: ‘vlieg, vlieg, vlieg…’). Vaak vergeet ik Yfke bij het vragenrondje of heb ik de vragen al aan haar broers gesteld, omdat ik ze dan te moeilijk vind voor haar. Dat staat haar dan totaal niet aan en meestal herinnert ze mij er dan even aan dat ik haar nog een vraag moet stellen. Ik stel dan eigenlijk altijd dezelfde vraag: ‘Wie zorgt er heel goed voor jou?’ En keurig antwoord het blonde poppetje dan: ‘De Hele God.’ Vervolgens kunnen we dan van tafel.

Meestal is het Arjen die voorleest, die kan natuurlijk ook echt lezen en gestructureerd als Arjen is, leest hij ook braaf precies zoals mama dat altijd doet. Maar vanavond verliep het anders. Christoph had het boekje te pakken en hij ging ons weleens even de wat ‘moeilijke’ vragen stellen. Eerst kwamen de vragen die hij mij de afgelopen weken heeft horen stellen. Daar ging hij: ‘Eerst een makkelijke vraag, papa, wie heeft de bomen gemaakt?’ En Frank antwoord braaf: ‘De Here God.’ Hij gaat verder met het kringetje: ‘Arjen, wie maakte de mensen?’ Ook Arjen antwoord correct: ‘Dat was ook de Here God.’ Vervolgens is Yfke aan de beurt. Christoph past de vraag keurig aan op ‘niveau Yfke’ en hier blijkt dat ook Christoph toch wel iets opvangt van wat ik zeg: ‘Yfke, wie zorgt er goed voor jou?’ Het meisje antwoordt keurig en we denken nu klaar te zijn en van tafel te kunnen.

Ik begin de papschaaltjes op te stapelen om die naar de keuken te brengen en wil net opstaan van tafel als Christoph ingrijpt: ‘Wacht eens even’, zegt het ventje, ‘we zijn nog niet klaar, ga maar weer zitten, we maken het even af.’ Zwaar onder de indruk van de berisping van een mannetje dat zelf niet eens tijdens het eten op zijn stoel kan blijven zitten, zak ik weer terug op mijn stoel. Terwijl hij door het boekje heen bladert en net doet of hij kan lezen zegt hij: ‘Nu komt de állerbelangrijkste vraag!’ Ik zet me al schrap, want ik ben nog niet aan de beurt geweest, welke levensvraag zal mij te beurt vallen? Ik vrees met grote vreze. En dan komt het, hij haalt adem, kijkt mij aan en vraagt:


‘Mama, waarom lopen de koeien in de wei?’


zaterdag 14 december 2013

Galliërs, Galileeërs en Geallieerden…

Keer op keer blijkt weer dat geschiedenis een moeilijk vak is, waar veel te vaak te makkelijk over gedacht wordt of wat algauw wordt afgeschreven als onbelangrijk als de betreffende persoon geen interesse heeft. Mijn mooie vak is (helaas) wel een populair examenvak, omdat je het er in iedere sector gewoon bij kunt nemen als achtste vak (‘da’s niet zo moeilijk’) of gewoon omdat je nog te weinig in je pakket hebt en dan neem je toch lekker geschiedenis (‘ik moet toch wat?’). Het lot van een geschiedenisdocent in 4 VMBO is dat je met een klas vol mensen zit, die het vak er maar bij genomen hebben en een enkele geïnteresseerde leerling, laten we hem vooral koesteren. (waarom zijn dat meestal jongens?) En dan is het hard werken om al die gebeurtenissen en begrippen in die koppies te krijgen en er ook nog een zekere vorm van chronologie in aan te brengen. Om over inzicht in oorzaak en gevolg nog maar te zwijgen. Jaarlijks wordt bij mij tijdens de tentamens de Berlijnse Muur door Josef Stalin zelf gebouwd. (dat kan niet, Stalin is dan allang naar gene zijde) en heet de Koude Oorlog zo, omdat het plaats vond in de winter…

Maar laat ik eerlijk zijn het valt ook allemaal niet mee. Al die jaartallen, namen, plaatsen, gebeurtenissen, je moet het maar kunnen onthouden. Voor veel leerlingen is het vaak een gevalletje ‘klok-klepel’, Ze hebben de klok wel gehoord, maar waar die klepel hangt…Joost mag het weten.
Net toen ik dacht dat ik de meest gangbare fouten en hardnekkige vergissingen allemaal wel kende, creëren mijn vriendin en een leerling onafhankelijk van elkaar weer een nieuwe: de verwarring der volksstammen. Het lijkt ook allemaal zo op elkaar: Galliërs, Galileeërs en Geallieerden. Tijdens een wandeling met vriendinnen in Soest lopen we langs een straatnaambordje met de naam van Generaal van Heutsz. Omdat de ene vriendin wil weten wie dat ook al weer was, geef ik een kort geschiedenislesje, waarbij het er uiteindelijk op uitdraait dat de tweede vriendin ons land in 1945 laat bevrijden door de Galliërs. Zij verwart de Geallieerden met de Galliërs, ook hier een gevalletje klok-klepel. (Het voert te ver om dat hele verhaal hier ook weer te geven, ik heb de boel gladgestreken en haar kennis opgevijzeld, dus ik ga verder).


U als kundige lezers begrijpt natuurlijk niet dat hier verwarring over mogelijk is, dat zijn toch duidelijk drie verschillende groepen. Even ten overvloede: De Galliërs, een volk ten tijde van het Romeinse Rijk woonachtig in het huidige Frankrijk, voornamelijk bekend door de stripheld Asterix. De Galileeërs, die komen op een christelijke school ook nogal eens voorbij, zelfde tijd, maar leven in een heel ander gebied, namelijk om en nabij het meer van Galilea in Israël. En dan tot slot de Geallieerden, die verschijnen pas in de twintigste eeuw letterlijk op het strijdtoneel als wij hier in Europa na een schietincident in Sarajevo op 28 juni 1914, besluiten om elkaar de oorlog te verklaren.

U wist dit allemaal, ik verwacht niet anders. Zo niet de arme VMBO leerling. Het arme puberbrein kan maar zeven dingen tegelijk onthouden en dan liefst datgene wat hij/zij belangrijk acht, de rest wordt als overtollige bagage ergens in een hoekje van de grijze massa gestopt en zo af en toe als zij menen een woord te herkennen komt het naar boven. Dit was vorige week het geval met het woord Geallieerden of was het nou Galileeërs? Ik leerde hier na de Galliërs van mijn vriendin een tweede variatie op Geallieerden.

Ik sta mijn uiterste best te doen om aan 3VMBO uit te leggen wat de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog zijn. Met duidelijk beeldmateriaal en kaartjes van Europa vertel ik ze het volgende: ‘Dames en heren, rond 1914 bestaan er in Europa twee grote bondgenootschappen’. De Triple Entente en de Triple Alliantie. De ervaring heeft mij geleerd dat ik dat er beter niet bij kan vertellen en dus geven we ze namen die makkelijker te onthouden zouden moeten zijn. Ik vervolg mijn verhaal: ‘Die noemen we de Centralen en de Geallieerden. Kun je op de kaart aangeven welke landen volgens jou bij de Centralen zouden kunnen horen?’ Ergens durft een fanatiekeling er voor uit te komen dat ie zijn huiswerk bestudeerd heeft en roept het goede antwoord door de klas: ‘De Centralen zijn Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië, mevrouw.’ Er horen er nog wel een paar bij, maar hier neem ik genoegen mee. Ik ben een grote voorstander van het onderwijsleergesprek en vraag gelijk verder: ‘Waarom zouden we dat bondgenootschap nu de Centralen hebben genoemd?’ Dit is een lastigere vraag, want het is niet in het boek te vinden, een aantal mensen zoekt tevergeefs terwijl het merendeel druk aan het nadenken is over de smoes die ze het volgende uur gaan gebruiken als ze moeten uitleggen waarom hun nask (sorry, vakterm: natuur-en scheikunde) huiswerk niet af is. (Dat proberen ze namelijk stiekem nu in mijn les te maken, maar ik ben zo flauw geweest om die boeken weg te halen…)

Het blijft stil en leerlingen staren naar hun tafel in de hoop dat ze geen beurt van mij krijgen, maar helaas zo flauw ben ik wel, dus degene die zich het best verstopt is de klos. Mijn arme slachtoffer heeft geen idee, dus leg ik uit dat de naam komt vanwege de ligging van deze landen: centraal in Europa. Een enkeling noteert dit gegeven. Maar dan de volgende vraag: ‘Welke landen horen er bij de Geallieerden?’  Dezelfde fanatiekeling van daarnet had deze vraag al verwacht en reageert snel: Engeland, Frankrijk, Rusland en later Amerika.’ Ook dit is het basisantwoord waarop uitbreiding mogelijk is, maar ik doe het ervoor. Maar nu ontstaat er onrust links halverwege het lokaal. Er is verwarring, leerling A probeert leerling B iets duidelijk te maken. Als dat niet lukt schieten leerling C, D en E, die er om heen zitten in de lach en wordt A afgeserveerd vanwege haar haarkleur: ‘hoezo blond!’ roept C. ‘Natuurlijk niet, dit is bij Jezus joh!’ Ik ben erg benieuwd wat Jezus te maken heeft met mijn verhaal over de Eerste Wereldoorlog. VMBOers maken vaak de meest fantastische gedachtesprongen. Enigszins rood geworden stelt A haar vraag aan mij: ‘Mevrouw, die Galileeërs, dat snap ik niet, die horen toch bij Jezus en die is toch allang dood in 1914?

Ik probeer niet te overduidelijk te zuchten en wil niet gelijk al te wanhopig overkomen, dus geef ik een, hoop ik, simpel antwoord: ‘Je haalt twee groepen door elkaar schat, de Galileeërs, bekend uit de bijbel en de Geallieerden.’ Jahoor, daar hebben weer een gevalletje klok-klepel.  ‘O, reageert ze,  ‘weet ik veel, u leert ons veel te veel namen.’


Lekker dan, als docent heb je het ook altijd gedaan…