zondag 15 december 2013

De állerbelangrijkste vraag.

Wij zijn sinds Sinterklaas weer begonnen met bijbel lezen na het eten. Omdat na de peuterbijbel nu ook de kinderbijbel uit was, was ik al een poosje op zoek naar een leuk dagboekje dat geschikt was voor alle drie onze kinderen. Het bijbel lezen was er dus al een tijdje bij in geschoten. Gelukkig had Sinterklaas (lees: het evangelisch centrum Sleeuwijk) wel een geschikt boekje om op een eenvoudige manier wat basisbijbelkennis over te brengen. Lees je mee, met Bijtje B. Het is een leuk boekje dat een kort stukje uit de bijbel vertelt in taal voor jonge kinderen met een echte bijbeltekst die daarbij hoort. Daarnaast staan er vaak luistervragen of korte opdrachtjes of een liedje en een gebedje bij. Zo zijn wij een minuut of tien zoet met de min of meer ‘stille’ tijd van onze kinderen.

Ze vinden het zo leuk dat ze vaak ’s morgens bij het ontbijt het boekje al pakken en Arjen leest dan het verhaaltje van die avond al voor, of er wordt teruggegrepen op favoriete stukjes die we al eerder hebben gelezen. Vooral het verhaal van Noach is favoriet, daar zat een opdrachtje bij dat nogal populair is. De kinderen mochten allerlei dieren na doen die in de Ark gingen. Arjen deed met veel gebrul de leeuw na, Christoph kreeg het varken, wat hij meesterlijk na kan doen (het is jammer dat je hier geen geluid aan kan toevoegen, vraag hem er maar eens naar, je komt niet meer bij) en Yfke deed een vogel na. (‘Yfke wat doet de vogel?’ Het kind antwoord in alle onschuld: ‘vlieg, vlieg, vlieg…’). Vaak vergeet ik Yfke bij het vragenrondje of heb ik de vragen al aan haar broers gesteld, omdat ik ze dan te moeilijk vind voor haar. Dat staat haar dan totaal niet aan en meestal herinnert ze mij er dan even aan dat ik haar nog een vraag moet stellen. Ik stel dan eigenlijk altijd dezelfde vraag: ‘Wie zorgt er heel goed voor jou?’ En keurig antwoord het blonde poppetje dan: ‘De Hele God.’ Vervolgens kunnen we dan van tafel.

Meestal is het Arjen die voorleest, die kan natuurlijk ook echt lezen en gestructureerd als Arjen is, leest hij ook braaf precies zoals mama dat altijd doet. Maar vanavond verliep het anders. Christoph had het boekje te pakken en hij ging ons weleens even de wat ‘moeilijke’ vragen stellen. Eerst kwamen de vragen die hij mij de afgelopen weken heeft horen stellen. Daar ging hij: ‘Eerst een makkelijke vraag, papa, wie heeft de bomen gemaakt?’ En Frank antwoord braaf: ‘De Here God.’ Hij gaat verder met het kringetje: ‘Arjen, wie maakte de mensen?’ Ook Arjen antwoord correct: ‘Dat was ook de Here God.’ Vervolgens is Yfke aan de beurt. Christoph past de vraag keurig aan op ‘niveau Yfke’ en hier blijkt dat ook Christoph toch wel iets opvangt van wat ik zeg: ‘Yfke, wie zorgt er goed voor jou?’ Het meisje antwoordt keurig en we denken nu klaar te zijn en van tafel te kunnen.

Ik begin de papschaaltjes op te stapelen om die naar de keuken te brengen en wil net opstaan van tafel als Christoph ingrijpt: ‘Wacht eens even’, zegt het ventje, ‘we zijn nog niet klaar, ga maar weer zitten, we maken het even af.’ Zwaar onder de indruk van de berisping van een mannetje dat zelf niet eens tijdens het eten op zijn stoel kan blijven zitten, zak ik weer terug op mijn stoel. Terwijl hij door het boekje heen bladert en net doet of hij kan lezen zegt hij: ‘Nu komt de állerbelangrijkste vraag!’ Ik zet me al schrap, want ik ben nog niet aan de beurt geweest, welke levensvraag zal mij te beurt vallen? Ik vrees met grote vreze. En dan komt het, hij haalt adem, kijkt mij aan en vraagt:


‘Mama, waarom lopen de koeien in de wei?’


zaterdag 14 december 2013

Galliërs, Galileeërs en Geallieerden…

Keer op keer blijkt weer dat geschiedenis een moeilijk vak is, waar veel te vaak te makkelijk over gedacht wordt of wat algauw wordt afgeschreven als onbelangrijk als de betreffende persoon geen interesse heeft. Mijn mooie vak is (helaas) wel een populair examenvak, omdat je het er in iedere sector gewoon bij kunt nemen als achtste vak (‘da’s niet zo moeilijk’) of gewoon omdat je nog te weinig in je pakket hebt en dan neem je toch lekker geschiedenis (‘ik moet toch wat?’). Het lot van een geschiedenisdocent in 4 VMBO is dat je met een klas vol mensen zit, die het vak er maar bij genomen hebben en een enkele geïnteresseerde leerling, laten we hem vooral koesteren. (waarom zijn dat meestal jongens?) En dan is het hard werken om al die gebeurtenissen en begrippen in die koppies te krijgen en er ook nog een zekere vorm van chronologie in aan te brengen. Om over inzicht in oorzaak en gevolg nog maar te zwijgen. Jaarlijks wordt bij mij tijdens de tentamens de Berlijnse Muur door Josef Stalin zelf gebouwd. (dat kan niet, Stalin is dan allang naar gene zijde) en heet de Koude Oorlog zo, omdat het plaats vond in de winter…

Maar laat ik eerlijk zijn het valt ook allemaal niet mee. Al die jaartallen, namen, plaatsen, gebeurtenissen, je moet het maar kunnen onthouden. Voor veel leerlingen is het vaak een gevalletje ‘klok-klepel’, Ze hebben de klok wel gehoord, maar waar die klepel hangt…Joost mag het weten.
Net toen ik dacht dat ik de meest gangbare fouten en hardnekkige vergissingen allemaal wel kende, creëren mijn vriendin en een leerling onafhankelijk van elkaar weer een nieuwe: de verwarring der volksstammen. Het lijkt ook allemaal zo op elkaar: Galliërs, Galileeërs en Geallieerden. Tijdens een wandeling met vriendinnen in Soest lopen we langs een straatnaambordje met de naam van Generaal van Heutsz. Omdat de ene vriendin wil weten wie dat ook al weer was, geef ik een kort geschiedenislesje, waarbij het er uiteindelijk op uitdraait dat de tweede vriendin ons land in 1945 laat bevrijden door de Galliërs. Zij verwart de Geallieerden met de Galliërs, ook hier een gevalletje klok-klepel. (Het voert te ver om dat hele verhaal hier ook weer te geven, ik heb de boel gladgestreken en haar kennis opgevijzeld, dus ik ga verder).


U als kundige lezers begrijpt natuurlijk niet dat hier verwarring over mogelijk is, dat zijn toch duidelijk drie verschillende groepen. Even ten overvloede: De Galliërs, een volk ten tijde van het Romeinse Rijk woonachtig in het huidige Frankrijk, voornamelijk bekend door de stripheld Asterix. De Galileeërs, die komen op een christelijke school ook nogal eens voorbij, zelfde tijd, maar leven in een heel ander gebied, namelijk om en nabij het meer van Galilea in Israël. En dan tot slot de Geallieerden, die verschijnen pas in de twintigste eeuw letterlijk op het strijdtoneel als wij hier in Europa na een schietincident in Sarajevo op 28 juni 1914, besluiten om elkaar de oorlog te verklaren.

U wist dit allemaal, ik verwacht niet anders. Zo niet de arme VMBO leerling. Het arme puberbrein kan maar zeven dingen tegelijk onthouden en dan liefst datgene wat hij/zij belangrijk acht, de rest wordt als overtollige bagage ergens in een hoekje van de grijze massa gestopt en zo af en toe als zij menen een woord te herkennen komt het naar boven. Dit was vorige week het geval met het woord Geallieerden of was het nou Galileeërs? Ik leerde hier na de Galliërs van mijn vriendin een tweede variatie op Geallieerden.

Ik sta mijn uiterste best te doen om aan 3VMBO uit te leggen wat de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog zijn. Met duidelijk beeldmateriaal en kaartjes van Europa vertel ik ze het volgende: ‘Dames en heren, rond 1914 bestaan er in Europa twee grote bondgenootschappen’. De Triple Entente en de Triple Alliantie. De ervaring heeft mij geleerd dat ik dat er beter niet bij kan vertellen en dus geven we ze namen die makkelijker te onthouden zouden moeten zijn. Ik vervolg mijn verhaal: ‘Die noemen we de Centralen en de Geallieerden. Kun je op de kaart aangeven welke landen volgens jou bij de Centralen zouden kunnen horen?’ Ergens durft een fanatiekeling er voor uit te komen dat ie zijn huiswerk bestudeerd heeft en roept het goede antwoord door de klas: ‘De Centralen zijn Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië, mevrouw.’ Er horen er nog wel een paar bij, maar hier neem ik genoegen mee. Ik ben een grote voorstander van het onderwijsleergesprek en vraag gelijk verder: ‘Waarom zouden we dat bondgenootschap nu de Centralen hebben genoemd?’ Dit is een lastigere vraag, want het is niet in het boek te vinden, een aantal mensen zoekt tevergeefs terwijl het merendeel druk aan het nadenken is over de smoes die ze het volgende uur gaan gebruiken als ze moeten uitleggen waarom hun nask (sorry, vakterm: natuur-en scheikunde) huiswerk niet af is. (Dat proberen ze namelijk stiekem nu in mijn les te maken, maar ik ben zo flauw geweest om die boeken weg te halen…)

Het blijft stil en leerlingen staren naar hun tafel in de hoop dat ze geen beurt van mij krijgen, maar helaas zo flauw ben ik wel, dus degene die zich het best verstopt is de klos. Mijn arme slachtoffer heeft geen idee, dus leg ik uit dat de naam komt vanwege de ligging van deze landen: centraal in Europa. Een enkeling noteert dit gegeven. Maar dan de volgende vraag: ‘Welke landen horen er bij de Geallieerden?’  Dezelfde fanatiekeling van daarnet had deze vraag al verwacht en reageert snel: Engeland, Frankrijk, Rusland en later Amerika.’ Ook dit is het basisantwoord waarop uitbreiding mogelijk is, maar ik doe het ervoor. Maar nu ontstaat er onrust links halverwege het lokaal. Er is verwarring, leerling A probeert leerling B iets duidelijk te maken. Als dat niet lukt schieten leerling C, D en E, die er om heen zitten in de lach en wordt A afgeserveerd vanwege haar haarkleur: ‘hoezo blond!’ roept C. ‘Natuurlijk niet, dit is bij Jezus joh!’ Ik ben erg benieuwd wat Jezus te maken heeft met mijn verhaal over de Eerste Wereldoorlog. VMBOers maken vaak de meest fantastische gedachtesprongen. Enigszins rood geworden stelt A haar vraag aan mij: ‘Mevrouw, die Galileeërs, dat snap ik niet, die horen toch bij Jezus en die is toch allang dood in 1914?

Ik probeer niet te overduidelijk te zuchten en wil niet gelijk al te wanhopig overkomen, dus geef ik een, hoop ik, simpel antwoord: ‘Je haalt twee groepen door elkaar schat, de Galileeërs, bekend uit de bijbel en de Geallieerden.’ Jahoor, daar hebben weer een gevalletje klok-klepel.  ‘O, reageert ze,  ‘weet ik veel, u leert ons veel te veel namen.’


Lekker dan, als docent heb je het ook altijd gedaan…

vrijdag 29 november 2013

Sinterklaas

Sinterklaas bestaat niet! Mag ik dat plaatsen? Kan ik er van uitgaan dat de tere kinderzieltjes dit niet lezen. Ik vermoed van wel, dus bij deze: Sinterklaas bestaat niet.

Sinds afgelopen maart weet onze oudste zoon dat. Hij kon er maar niet over uit. Zijn oma werd maar 57 en Sinterklaas is misschien al wel 1000 jaar. 'Ik snap er niets van mama.' En hij had gelijk, daar was ook niets van te snappen. Dat was voor mij de eye-opener om aan het mannetje uit te leggen, dat de beste Sint een verzinsel is, een gezellig feest dat wij met zijn allen hier in Nederland bedacht hebben. Hij had er geen enkele moeite mee en vond het allemaal een goede grap. Gelukkig maar, want stel je nou eens voor dat hij had gezegd: 'En God dan? Is die ook een verzinsel?' Die vraag had ik hem dan niet kwalijk kunnen nemen.

Daardoor sta ik er gelijk ook heel anders in, in het in stand houden van de 5 decembermythe. Ik weet niet of je Sinterklaas moet beschouwen als liegen tegen je kinderen, maar daar komt het eigenlijk wel op neer. Voorheen had ik er geen moeite mee om mijn kinderen in de waan te laten dat er een oude man uit Spanje komt om cadeautjes te brengen, maar dit jaar vind ik het een stuk lastiger. Ik manoeuvreer een beetje om de opmerkingen van Christoph heen, ik lieg niet, maar vertel ook de waarheid niet.

Maar ik merk dat het eigenlijk niet uitmaakt of ik nu lieg of niet. Ze geloven wat ze willen geloven. Vandaag vraagt Christoph hoe oud Sinterklaas eigenlijk is en ik antwoord: 'niet zo heel oud hoor, het is toch niet een echte meneer, maar iemand die zich heeft verkleed?' Het lijkt wel alsof hij het niet hoort, hij kletst gewoon verder. Hij hoort niet eens dat ik zeg dat Sinterklaas niet echt is. Hij ziet hem toch op TV, in winkels en overal. Christoph is horende doof.

Zelf Arjen die precies weet hoe het zit en weet dat ik de cadeautjes koop zit er weer helemaal in. Het Sinterklaas journaal wordt gevolgd en hij leeft helemaal mee met de luisterpiet en gelooft ook echt dat de staf zoek was en maakt zich zeer bezorgd of het allemaal wel goed zal komen met pakjesavond. Maar af en toe herinnert hij zich het gesprek weer dat wij in april op de rand van zijn bed hadden. Zijn verlanglijstje stopt ie niet in zijn schoen, maar levert hij bij mij in. Bepaalde artikelen uit de speelgoedfolders worden met klem onder mijn aandacht gebracht. En af en toe wordt er geïnformeerd naar het budget van Sinterklaas, zodat hij wat gerichter kan zoeken.

Maar het schattigst was wel afgelopen zaterdagavond. Vol enthousiasme hebben we 's morgens de Sint binnengehaald in Gorinchem. Hij zit er helemaal in, zingt liedjes, maakt tekeningen voor in zijn schoen, kijkt het Sinterklaas journaal noem maar op. Maar net voor hij naar bed gaat, komt ie vlak bij mijn oor staan en fluistert: 'mama, ik heb de pepernoten die ik vandaag gehad heb in het zakje laten zitten. Het staat in de kast, dan kun je die straks strooien als je de cadeautjes in de schoen doet.'

Is dat nou niet lief? Leuk hoor als ze tussen wel of niet in
zitten.

vrijdag 11 oktober 2013

penisnijd dl. II

Waarschijnlijk heb ik het over mezelf afgeroepen. Lang geleden toen ik zwanger was van de eerste, leek het me geweldig om een jongetje te krijgen. Voor mijn gevoel was ik meer een jongensmoeder dan een moeder die met strikjes en dergelijke in de weer gaat. Volgens mijn schoonmoeder schijn ik ook gezegd te hebben dat het me geweldig leek om later met een heel stel van die grote knullen rond de eettafel te zitten. Nu zit ik dan nog niet met grote knullen aan de tafel, maar ik ben tegenwoordig wel de enige vrouw in huis.

Ik hoor u denken: ‘de enige vrouw?’ ‘En dat kleine blauwogige blonde koninginnetje dan, dat je altijd bij je hebt, dat is toch een meisje?’
En daar moet ik u gelijk geven, want inderdaad, dat is een meisje. Al na 13 weken zwangerschap werd dat geconstateerd door de echoscopiste toen ze zei: ‘Deze soort heb je nog niet.’ Stiekem vond ik dat na twee knullen natuurlijk erg leuk, een meisje erbij. Mijn gezinnetje compleet, met knullen en een meisje! Maar sinds een maand of zes ben ik toch echt weer de enige vrouw in huis, want mijn dochter is een ‘nonnetje’ (lees: jongetje). Ze blijft bij hoog en laag beweren dat ze geen meisje is, maar een jongetje. Ze is het prototype van een ernstig geval van penisnijd, maar hoe kan het ook anders, met twee broers boven je.

Gezien hun leeftijd gaat het hele stel geregeld met elkaar onder de douche of in bad en daar is het waarschijnlijk allemaal mee begonnen. De mannen kennen allerlei leuke trucjes met hun piemeltjes en hebben de grootste lol terwijl ze die trucjes aan elkaar demonstreren. Het zusje zit erbij en kijkt ernaar en snapt er helemaal niets van. Je ziet gewoon dat er in dat kleine blonde hoofdje vanalles omgaat. Ze kijkt naar haar broers en kijkt eens naar zichzelf en mist toch echt een wezenlijk onderdeel. Maar helaas leidt die conclusie niet tot acceptatie van het feit dat ze dus een meisje is, mevrouw gaat het gemis compenseren.

Zomaar een paar voorbeelden: ze draagt geen rokjes en jurkjes meer, bloemetjesonderbroeken zijn taboe, onderbroeken van je broers zijn fantastisch en die draagt ze wel. Met poppen wordt niet gespeeld, auto’s en wild doen met de broers zijn favoriet. Verkleden met je broers, niet in de mooie prinsessenjurk, maar in het piratenpak. Als je gaat zwemmen trek je niet je badpak aan, maar de zwembroek van Christoph. En degene die haar ook maar aanspreekt met ‘vrouwtje’of ‘meisje’ kan rekenen op een zeer verwijtende blik en de opmerking: ‘ben niet meisje, ben een nonnetje!’ Noem haar ook niet mooi, ze is stoer. Ze loopt met takken en buizen tussen haar benen en heeft zo haar eigen piemel gemaakt. En zo zijn er nog tal van voorbeelden te noemen.

Onlangs werkten de juffen op de peuterspeelzaal rondom het thema familie. Allerlei begrippen werden geleerd, liedjes gezongen en geknutseld met foto’s van het eigen gezin. Ook moesten ze zichzelf schilderen. De juffen hadden al wat voorwerk gedaan, alle jongens verfden een kleurplaat van een jongetje en alle meisje kregen ook een kleurplaat met daarop een meisje met een staartje in het haar. Braaf heeft onze dochter haar schilderij roze geverfd (roze is dan weer geen enkel probleem!?) en na een paar weken kwam het mee naar huis. Omdat wij hier de gewoonte hebben om de kunstwerken van onze nageslacht een poosje te exposeren, hing ik ook het schilderij van een roze Yfke aan de muur.
Binnen een paar minuten stond mevrouw al bij de muur. ‘Moete niet ophanne, is stom Yfte is niete meisje.’ Ze trok de tekening van de muur en begon het opgeplakte roze meisjeshoofd eraf te trekken en verscheurde het werk. Vervolgens bleef er alleen een geel velletje papier met haar naam erop over, dat ik dan weer aan de muur mocht hangen.

Die ene keer dat we haar dan in een jurk weten te krijgen, zijn we ook helemaal in de gloria. Tante Liane kwam een fotoshoot doen van de kinderen. Erg leuk, met allerlei verschillende verkleedkleren aan. En ik maar hopen dat ze schattig in het prinsessenjurkje zou poseren. Nou mooi niet dus, we hebben eerst de mannen in prinsessenoutfit gehesen en toen wilde ze dan ook wel, maar het ging niet van harte. Of afgelopen zondag, we gingen naar een doopdienst in een kerk waar het gebruikelijk is dat alle vrouwen een rok dragen. Dus zij moest er ook eentje aan. Het overhalen van Yfke ging eigenlijk vrij gemakkelijk, want ze wilde zo graag mee met mij dat ze die rok voor lief nam. We hebben een stoere spijkerrok gekozen en ze heeft hem de hele dienst aangehouden. Maar na de dienst moest er geplast worden en ze kijkt me met glimoogjes aan: ‘nu magge rok uit?’ Maar goed, ik tel mijn zegeningen, zo heel af en toe heb ik dus toch een dochter…


Het gaat vast wel over? Toch?

donderdag 29 augustus 2013

TV

Een paar weken geleden stond ik op zondagmorgen met een bak thee in de kerk en had ik een heel normaal kletspraatje met een bekende. Een week later hadden wij thuis geen telefoon en geen televisie meer en sliepen de jongens op een kamer, hadden ze allebei een nieuw bed en had ik voor de volledigheid hun kamers maar even geschilderd en allerlei nieuwe decoraties gemaakt. Omdat ik daar op facebook af en toe melding van maakte, kreeg ik een heleboel vragen over wat nou het verband en de logica achter deze nogal rigoureuze veranderingen was. Ik ga in het hieronder volgende blog duidelijkheid proberen te verschaffen. Met de nadruk op proberen, want of ik het geheel kan ophelderen vraag ik mezelf ook af.

Goed, laat ik beginnen bij het begin. Ik hou een kletspraatje met deze kennis en we hebben het over de beroemde en beruchte spelcomputer WII, mijn jongens en die van hem hebben er een, en we wisselen ergernissen rondom dat ding uit. Ergernis nummer 1 is dat de jongens het liefst heel de dag achter dat ding zouden zitten als ze de kans krijgen en dat wij gek worden van het schijnbaar bijbehorende gegil en gespring voor de TV. Kennis vertelt dat zijn jongens per dag een uur computertijd hebben, en daar telt hij ook de gewone laptop bij. Ik informeer of hij daar dan ook de tijd bij optelt die gebruikt wordt voor TV kijken, maar Kennis antwoord dat hij geen TV heeft en als ze iets willen zien dat het ook via internet kan, en ja dat telt hij inderdaad bij de computertijd op.

Tijdens de boterham vertel ik dit aan mijn echtgenoot en die ziet er wel (financieel) voordeel in. ‘Dat zouden wij ook moeten doen en dan doen we ook gelijk de telefoon weg, want we zijn allebei mobiel en ik bel nota bene gratis via mijn werk.’ Binnen een kwartier heeft mijn man via internet ons abonnement omgezet en zijn wij vrij van de banden van de TV en telefoon. Dit gaat mijn verwachtingen (die had ik eigenlijk niet eens, het was meer een mededeling) te boven. Wie Frank een beetje kent, weet dat hij erg graag kijkt naar allerlei vormen van sport en actualiteiten, dus het door hem opzeggen van de TV is best een onverwachte en vooral radicale actie te noemen.

‘Maar oke, wat doen we nu met die TV, die hoeft niet meer in de kamer te blijven staan’, redeneer ik. ‘Nee, die TV kan met WII en DVDspeler naar boven,’ oordeelt Frank.
Dan hebben we gelijk het eerste probleem te pakken, want waar gaan we hem dan neerzetten. ‘Niet op onze slaapkamer hoor, ik hoef niet alle vriendjes van Arjen en Christoph op en in mijn bed als ze WII-en of een filmpje kijken.’ ‘Dan bij een van de jongens?’ oppert Frank. Dat vind ik dus ook een heel slecht idee, want ik voorzie al allerlei ruzies. Stel de WII staat bij Arjen op de kamer en Chris wil spelen, maar Arjen wil niet dat Chris op zijn kamer komt of andersom. Dat is geen strak plan. Maar waar dan? Op zolder in een heel klein hoekje, waar nu de lego staat? Ook niet handig, als je nagaat hoe de mannen springen en doen tijdens het WIIen. Dan zijn we eigenlijk wel door onze opties heen.
Het enige wat ik nu nog kon bedenken is om een slaapkamer op te offeren en in te richten als speelkamer, met alle lego, playmobil, duplo, de knutseltafel (die eigenlijk ook beneden weg moet) en de mannen bij elkaar te parkeren. Daar vragen ze al heel lang om en tot nu toe laat ik ze weleens bij elkaar logeren, maar hield ik verder de boot af. Nu zie ik toch langzaam een oplossing uit de mist opdoemen.

Frank gaat akkoord en ook de mannen springen een gat in de lucht. De dag erna schroef ik de bedden uit elkaar, en de grote interne verhuizing is begonnen. Nu, anderhalve week later ben ik nog steeds erg tevreden, de mannen slapen prima, wij zijn van de TV af en ik heb bij deze uitgelegd aan al mijn ‘volgers’ hoe de vork precies in de steel zit.

Nu volgt het volgende projectje. Want niet alleen de mannen hebben een nieuw bed, ook Hare Majesteit onze dochter heeft het ledikant ingeruild voor een groot bed. De zoektocht naar het bed was nog een heel gepuzzel, want er is maar een beperkte ruimte op Yfke d’r kamertje. Nadat ik eindelijk van twee boekenkasten, een bedbodem en een matras een passend bed in elkaar geschroefd heb (de ruimte is maar 2 meter en ieder bed is groter, ontdekte ik), weigert de koningin om er in te slapen. Ze vindt het bed ‘plachtig, heel mooi mama’, maar gaat er niet in liggen ‘isse te heet’ is de verklaring. Na een enorme woede-uitbarsting (peuterdrift in zijn zuiverste vorm)  heeft ze haar babymatrasje, dat ik even op onze kamer had geparkeerd, teruggesleept. Zelf een lakentje eromheen gedaan en ligt ze nu klem tussen kast en poef op de grond naast haar nieuwe bed, al twee weken! Ze vertikt het om in het nieuwe bed te slapen. Ze gaat ook niet meer ‘naar bed’, maar ze gaat ‘op matlasje’, als ik zeg dat ze naar bed moet krijg ik steevast dit antwoord. ‘Yfte gaat niet naar bed, Yfte gaat op matlasje’…dusss hoezo  eigenwijs? Voor nu vind ik het eigenlijk best, zolang ze op haar kamer blijft als ik dat wil, hoor je mij niet klagen. Uiteindelijk zal ze wel moeten, dan past het gewoon niet meer, maar toch…


Iemand tips hoe we dit nu weer gaan aanpakken?

donderdag 18 juli 2013

Bravoure

Kent u dat?  Dat je een bepaalde voorstelling bij je kind hebt of een bepaald verwachtingspatroon en dat het dan niet op blijkt te gaan voor het kind in kwestie. Zo had ik het idee dat ons meisje een lief, schattig, vlechtjes- en jurkjesdragend prinsesje zou worden, maar het tegendeel is waar, ze zou het liefst een jongetje zijn, draagt nooit jurkjes en ik heb geluk als ik uberhaupt met een kam in de buurt mag komen.

De afgelopen jaren hebben Frank en ik ook onze visie op de mannen al moeten bijstellen. Wij hadden verwacht dat Arjen de afwachtende, verstandige en voorzichtige broer zou zijn en de tweede meer van het type ‘7 sloten tegelijk’. Maar niets is minder waar, Arjen hangt roekeloos in de hoogste bomen, springt over (en in) sloten, vangt kikkers, experimenteert met van alles en nog wat en zou zich onmiddellijk aanmelden als er nog bemanningen werden geronseld om bij de V.O.C. de nieuwe wereld te ontdekken.

Christoph blijkt het watje van de familie en dat geheel tegen de verwachtingen in. Hij heeft altijd het hoogste woord als het op stoere dingen aankomt, hij zal wel even dit en hij doet wel even dat, maar als puntje bij paaltje komt hangt hij in het zwembad om mijn nek, omdat ie bang is om los te laten, stapt hij maandenlang niet meer op zijn fietsje omdat hij een keer bijna gevallen is en hij durft niet van de glijbaan. (die was nog geen meter hoog). En hij zou zeker niet aanmonsteren bij de V.O.C! Al dat water…en lang weg van je moedertje, dat is dus niets voor Chris. Maar goed, Chrisje zit dus nog steeds bij moeders achterop de fiets en hij wordt er niet lichter op. Ik vond het hoog tijd dat meneer zelf ging fietsen, want ik heb ruim 35 kilo extra op mijn fiets met hem en zijn zus erbij en dan heb ik alle boodschappen en tassen nog niet meegerekend. Ik ben echt zo’n moeder waar koningin Maxima, toen nog niet eens prinses, diep respect voor had, toen ze voor het eerst in Nederland kwam. Moeders met twee kinderen op de fiets en overal waar het maar mogelijk is boodschappen aan de fiets. Maar goed terug naar Christoph.

Aan het begin van 2013 stelde ik mijzelf een doel per kind. Eind van het jaar moest Arjen zijn zwemdiploma’s hebben gehaald, Yfke moest zindelijk zijn en jawel, Christoph moest zelf naar school fietsen, zonder zijwielen!

Doel 1 was in no-time bereikt. In februari en maart mocht Arjen respectievelijk het A- en het B-diploma in ontvangst nemen. De zindelijkheidstraining en het fiets-zonder-zijwieltjes-traject werden even geparkeerd tot in het voorjaar / zomertijdvak. Het moet ook wel leuk blijven, je laat je kind niet met winterweer en herfstwind leren fietsen (en gaat er zelf niet in de regen achteraan rennen) en met blote billen zindelijk worden in de koude winter is ook zo zielig.

Dus toen het voorjaar eindelijk gearriveerd was, was Chrisje de eerste die er aan moest geloven. Zijn fietsje werd uit de schuur gehaald en de hulpmiddelen verwijderd. Nu was het een kwestie van opstappen en fietsen…niet dus. Chris vertikte het, hij voelde zich absoluut niet zeker en ging niet fietsen. Frank heeft erachteraan gelopen, ik heb mijn best gedaan en zelfs ome Remco heeft een poging gewaagd, maar Chris ging niet fietsen. Dus zetten wij de wieltjes er maar weer aan, fietste hij ten minste zelf naar school. ( De helft van mijn doel bereikt, maar dat is niet genoeg.) Dit heeft zich enkele malen herhaald, tot ik op het lumineuze idee kwam om een kleiner fietsje te gebruiken. Misschien zou hij als ie met zijn voeten helemaal plat op de grond kon wel zelfverzekerder opstappen. Een kleiner fietsje werd geleend en jahoor, daar ging meneer. Het heeft mij een middagje speeltuin gekost (de zon scheen, he vervelend). Ik zat op een bankje terwijl Chris zichzelf leerde fietsen (luie moeder? Absoluut!). Ook weer opgelost, na een week stapte meneer over op de grote fiets en hij rijdt nu overal zelf heen. Van een bang mannetje werd het ineens een kereltje met bravoure.

Nu hij de vaardigheid van het fietsen onder de knie had, kreeg zijn zelfvertrouwen een enorme boost. Op het opschepperige af…Met dat hij kan fietsen komen ook de stoere praatjes weer terug. De zondag na de bewuste Chris-kan-fietsen-dag (14 juni), gaan wij naar opa en tante Saar op de camping. Let op, dit is dus krap twee dagen later…Chris, helemaal in de ban van het fietsen, neemt zijn geleende fietsje mee. Opa staat met de caravan nogal ver van de parkeerplaats, dus dit was geen verkeerd plan van mijn zoon.

Aangekomen bij de receptie lopen we een andere kleinzoon van opa en tante Saar met zijn ouders tegen het lijf. Het mannetje wordt door zijn moeder voortgeduwd op een fiets zonder zijwieltjes en het geheel ziet er nogal instabiel uit. Ook Christoph registreert dit, terwijl wij met zijn allen richting caravan lopen komt de bravoure in Christoph weer naar boven. Stoer en een ietwat minachtend kijkt hij naar het wiebelig fietsende jongetje die ontzettend zijn best aan het doen is om op zijn fietsje te blijven zitten en vooruit te komen en zegt: ‘Kan jij nog niet fietsen?’ Op zo’n toontje waaruit je kunt opmaken dat hij dat maar zwakjes vindt. Terwijl hij hard wegscheurt en zo even laat zien dat hij het wel heel goed kan, nuanceert Arjen het gelukkig even voor het dappere fietsertje. ‘Luister maar niet naar hem hoor, hij kan het ook pas twee dagen.’

Wel fijn hoor, in ieder geval een zoon die zich goed kan inleven in een ander.


(O ja, het derde doel is inmiddels ook bereikt, Yfke was begin juli zindelijk…wat moet ik nou doen de rest van het jaar?!)

donderdag 16 mei 2013

Eigen schuld, dikke boete...


Voorafgaand aan deze blog die verder vol zal staan met verwensingen richting het landelijk korps politie, zal ik eerst eenmalig vermelden dat ik zelf in de fout gegaan ben en dat de agent in kwestie gelijk had, maar desalniettemin, ben ik nog steeds verontwaardigd over het feit dat ik een kleine 3 uur geleden op een smerige wijze op de bon geslingerd ben door onze ‘beste vriend / oom agent.’

Nu kan ik natuurlijk zeggen dat mijn vergrijp een eenmalig verschijnsel was en ik denk dat ik dan ook niet ver naast de waarheid zit, maar het praat mijn gedrag op de openbare weg niet goed. Maar goed, wat is er voorgevallen?

Na een lange en vermoeiende dag werken, was het enige wat ik vandaag eigenlijk wilde, zo snel en zo droog mogelijk thuis komen. De optie ‘droog’ viel al letterlijk in het water, want de regen stroomde en bleef maar stromen. Dus resteerde mij alleen de optie ‘snel’ nog en koos ik, vandaag geheel tegen mijn gewoonte in, om in plaats van over de Lingebrug te fietsen, de kortere route door de stad te nemen. Eigenlijk vermijd ik de stad het liefst, omdat je dan halverwege moet gaan lopen door de winkelstraat of in ieder geval om moet fietsen en daar heb ik nooit zin in, dus voert de weg huiswaarts meestal rondom het centrum van Gorinchem.

Vandaag besloot ik mede dankzij de natte weersomstandigheden om de kortste route te nemen, dwars door de stad en voor 1 keer, fietste ik in het voetgangersgebied, omdat ik vond dat het best kon. Er was vrijwel niemand te zien, dus even doortrappen en je bent er weer uit. Hoopte ik...

Deze gedachte werd na 100 meter vrijwel direct afgestraft, verscholen onder het afdak van de snackcorner van de HEMA (lekker droog) stonden ze met zijn drieën. Eerst hoopte ik dat ze daar gewoon een kopje koffie stonden te drinken, maar nee hoor, ze waren doelbewust bekeuringen aan het uitdelen op deze natte middag. Twee dames en hun mannelijke collega. Door mijn beslagen en bespetterde bril zag ik ze gewoon te laat om nog af te stappen. De ‘hij’versie zag mij als zijn slachtoffer, stapte onder zijn afdakje vandaan, breeduit de straat op en ging mij, daar wijdbeens staand, aanhouden.

‘Ja ik kan nu wel snel afstappen, maar ik ben erbij,’ was mijn eerste reactie, in de hoop dat hij mij met een waarschuwing zou wegsturen. Hij was echter niet in de stemming voor mijn grapjes en antwoordde gelijk: ‘mevrouw, u krijgt een bekeuring.’ ‘Dat snap ik,’ was mijn nuchtere reactie.

Met fiets en al werd ik onder het afdak gesommeerd en daar ging de blauwe beboeter mijn gegevens staan noteren. ‘Overigens wel een beetje laf om op een dag als vandaag in de stad te gaan staan om argeloze fietsers te bekeuren, omdat jullie weten dat er meer mensen zullen zijn die door zullen fietsen in plaats van afstappen. Succes verzekerd. Zeker de staatskas extra spekken, het begrotingstekort bijwerken?’ Dit zei ik niet, dit dacht ik alleen maar, zo assertief ben ik dan ook weer niet.

Nadat de diender in kwestie mijn BSN had genoteerd en mij de hoogte van de boete (60 euro!!!) had meegedeeld, vroeg hij ook nog of ie uit moest leggen waarom ik de boete kreeg…

‘Nee, natuurlijk hoeft hij die niet uit te leggen, dat weet ik zelf ook heus wel, maar om mij nou gelijk op de bon te slingeren, daar maak je geen vrienden mee. Ik geef mijn leerlingen toch ook niet gelijk de eerste keer dat ze hun huiswerk niet maken een blokweek?!’ Wederom waren dit mijn gedachten en niet mijn uitspraken. Ik heb de man vriendelijk toegelachen en heb gezegd dat het inderdaad niet nodig was. Al lopend ben ik vervolgens de stad uitgegaan. Brave burger die ik diep van binnen gewoon ben.

GRRR. 60 euro. Ik hoop dat ze zich met zijn drieën erg voldaan en nuttig hebben gevoeld vandaag. Ga een misdaad oplossen of boeven vangen of iets anders van groot belang voor de samenleving doen, in plaats van een  hardwerkende, nietsvermoedende, niemand kwaad doende, docente geschiedenis en staatsinrichting/ moeder lastig te vallen! Pff, de politie is je beste vriend, er moet meer blauw op straat, geef ze dan wel een nuttige bezigheid, want deze drie waren werk aan het zoeken!

Zo dat lucht op…

dinsdag 14 mei 2013

Dokters horen mannen te zijn...


Al in een eerder relaas moest ik vermelden dat ik eigenlijk uit de ouderlijke macht gezet moet worden. Afgelopen maandag moest ik wederom constateren dat de samenleving dit serieus moet overwegen. Alhoewel…

Wat was het geval; Onze rust werd in alle vroegte wreed verstoord door een kreet van onze tweede zoon. Aangezien er bij ons wel vaker dergelijke indianenkreten geslaakt worden, sta ik dus niet onmiddellijk naast mijn heerlijk warme bedje. In plaats daarvan stuur ik zoon nummer 1 met zijn al net zo klaarwakkere zusje om te gaan kijken wat er bij Christoph aan de hand is. Niet al te subtiel doet Arjen de deur open en vraagt: “Wat is er Chris?” En Yfke die als een soort van echo alles herhaalt: “Isser Tis?”

Maar Christoph heeft blijkbaar echt pijn en komt al huilend en  billenschuivend onze slaapkamer binnen. In zijn pyjama is hij net een blauwe flamingo, met een been recht en het andere opgetrokken. Door zijn tranen heen vertelt hij wat er is, maar ik versta er helemaal niets van.  Hij grijpt naar zijn been en ik maak daar uit op dat hij daar hinder van ondervindt. Arjen denkt met mij mee en concludeert: “Hij heeft vast groeipijn, dat heb ik ook wel eens.” Of hij heeft kramp, dat kan natuurlijk ook. Uit mijn verleden als EHBO-er weet ik dat je de patient gerust moet stellen en moet aanmoedigen om het zere been te ontspannen en recht te houden. En dus vertel ik Christoph dat ie even zijn been moet bewegen. ‘Dan is het zo weer over.’ Maar wat ik ook probeer, Christoph weigert zijn been te strekken. Het huilen is ondertussen gestopt, want hij heeft ontdekt dat als ie in de flamingostand blijft zitten, hij er niets van voelt. Ik heb, na enig voelen in de knieholte geconstateerd dat er een spier behoorlijk strak staat en volgens mij is het een kwestie van even door de zure appel heen bijten, been strekken en over, maar goed, dat krijg ik Chrisje niet aan zijn verstand gepeuterd.

Ondertussen baal ik behoorlijk, want ik zie mijn hele dagprogramma in de war gestuurd worden door de flamingo-man. Dit is de eerste dag na de meivakantie en ik was van plan heel wat te gaan doen. Nu moet ik dus met Christoph naar de dokter, want hij weigert consequent om ook maar iets te doen. Allerlei trucjes ten spijt, hij strekt het been niet. Harde moeder als ik ben dreig ik dat de dokter ook aan zijn been zal zitten en dat het dan ook pijn gaat doen, maar het interesseert hem niet, hij wil naar de dokter. Om 8.30 kan ik terecht, Frank heeft al geheel vrijwillig zichzelf in het regenpak gehesen en de fiets gepakt, zodat ik zonen en dochter in de auto zet en Arjen snel met traktatie en al aflever op school om snel weer naar de huisarts te rijden. (Eigenlijk ook heel sneu voor Arjen, mag ie op school trakteren, gaat heel het effect verloren omdat ik snel door moet met zijn broer, alle aandacht is verlegd naar de blauwe flamingo.)

Onze huisarts is vandaag niet aanwezig en wordt vervangen door een hele vriendelijke vrouw, ook zij probeert aan Chris’ zijn been te voelen en hij houdt zich kranig, maar je kan zien dat het nog steeds zeer doet. De arts concludeert hetzelfde als wat ik met mijn beperkte kennis al had bedacht, het spiertje zit vast, hij moet eigenlijk gewoon even doorstrekken. ‘Tja’ zegt ze, ‘ik heb twee opties, doorsturen naar het ziekenhuis voor foto’s en de orthopeed even laten kijken of twee paracetamolletjes geven en kijken of de pijn zakt en hij vanzelf in zijn spel het been weer gaat gebruiken.’ Ik kies voor optie 2, want ook nog naar het ziekenhuis, daar heb ik helemaal geen zin in. ‘Als hij nou rond de middag nog niet zijn been strekt, dan laten we voor de zekerheid de orthopeed er ook even naar kijken,’ zegt de huisarts, ‘bel dan nog even terug en dan laat ik ze in het ziekenhuis weten dat je eraan komt.’

Ik dus naar de apotheek om nieuwe sinaspril te halen, want ik wist uit recente ervaring dat die op waren en vervolgens door naar de mama van Arjens vriendje. (Ik had afgesproken om daar even het kinderfeestje van de beide heren voor komende zaterdag door te nemen). Daar aangekomen vertikt Christoph het om de sinaspril te slikken, we proberen de smelttabletten van Corne, maar het is een klein drama. Uiteindelijk is het ding naar binnen, maar er gebeurt niets. We lokken hem met de snoeppot, proberen het met een spelletje, thuis zet ik hem achter de WII (normaal staat hij voor het scherm te springen), maar niets werkt, we naderen 11.30 en ik bel de huisarts maar weer. ‘Het gaat niet goed met Christoph,’ is haar conclusie, ‘kinderen van die leeftijd stellen zich niet aan.’ Ik heb hier inmiddels mijn twijfels bij, want meneer Rousse heeft de grootste praatjes en kan met zijn been gebogen van alles en nog wat ondernemen. ‘Je kunt om 13.15 in het ziekenhuis terecht, lukt dat?’ Jahoor dat lukt wel…en weer moet ik Arjen snel bij Corne afzetten en Yfke bij tante Esther om met mijn hypochonder naar het ziekenhuis te gaan.

Hij vindt het helemaal geweldig, vooral de rit in de rolstoel waar ik hem heb ingezet, want om nou met hem het hele ziekenhuis door te sjouwen, (het wordt verbouwd, er zijn allerlei omleidingen) daar bedankt ik vriendelijk voor. Eerst naar de orthopeed, de assistente stuurt ons gelijk door naar de röntgen en Christoph zit ondertussen omgedraaid in de rolstoel te genieten van een appeltje dat hij in de wachtkamer bij de röntgen heeft gescoord.

‘Wat ben jij een stoer jongetje,’ zegt de mevrouw van de foto, ‘jij kan goed stil liggen’. ‘Kun je je been ook iets rechter maken, dan kan ik een betere foto maken?’ En jahoor, dat kan hij wel. Ik kijk met verbazing toe hoe het beentje vanuit de flamingostand langzaam verandert in een slechts lichte kniebuiging. Ik voel hem al aankomen, ik ben hier voor niets en sta zometeen waarschijnlijk voor schut als overbezorgde moeder in de spreekkamer van die orthopeed.

Met zijn appeltje in de hand vervolgen we de route nu in omgedraaide volgorde terug van de röntgen naar de afdeling orthopedie en we mogen vrijwel gelijk door lopen. (ik loop, Chris rijdt). In de spreekkamer krijgt Chris een hand van de dokter: ‘Hallo, ik ben dokter Raymond en wie ben jij?’ ‘Ik ben Christoph,’ antwoordt mijn mankepootje. ‘Dus jij hebt pijn aan je been? Kun je me laten zien welk been?’ Jahoor dat kan ie wel en wijst naar de knieholte van zijn linkerbeen. ‘Dus daar doet het pijn, kun je op deze tafel klimmen?’ Ik verwacht een ‘nee’ te horen, maar niets daarvan, meneer stapt min of meer uit de rolstoel en zit in een mum van tijd op het bed. Ik voel langzaam het bloed naar mijn hoofd stijgen en volg met spanning het ‘onderzoek’ van dokter Raymond. Die doet eerst allerlei bewegingen met het goede beentje en vervolgens vraagt hij: ‘en wat kan jouw zere beentje niet?’ En hupsakee, daar gebeurt wat ik al zag aankomen. ‘Dit kan ik niet,’ zegt Chris en hij strekt het linkerbeen volledig om het even te illustreren.

Dat probeer ik hem nou verdorie al de hele dag te laten doen en nu doet ie het gewoon. Ik voel mij behoorlijk staan met mijn ‘patientje’. Dokter Raymond probeert mijn gêne nog een beetje te verminderen door te zeggen, dat hij vanmorgen waarschijnlijk wel echt pijn heeft gehad en daarom niet meer durfde te strekken, omdat hij de gebogen houding als prettig heeft ervaren. Waarschijnlijk is bij het min of meer strekken op de röntgenafdeling het spiertje goed geschoten en het probleem vanzelf opgelost.

Voor de zekerheid bekijkt hij de foto’s nog even, maar er is uiteraard niets op te zien. Ik hijs Christoph weer in zijn broek. Chris wil weer plaats nemen in de rolstoel, maar ik vind het wel welletjes: ‘jouw been is weer goed, we gaan gewoon lopen.’ Dat is nou even jammer, dat vond ie wel mooi in die rolstoel.

In de auto nemen we het ziekenhuisbezoek nog even door: ‘Fijn hoor dat jouw been nou weer goed is, dit was wel een hele goeie dokter.’ ‘Ja,’ antwoord het ventje, ‘deze dokter was een man.’ Dus dat is het, omdat deze dokter een man was is hij genezen. Dat zegt wel iets over de mate waarin mijn zoon geëmancipeerd is. Bij deze mijn excuses aan alle vrouwelijke artsen van Nederland.

vrijdag 26 april 2013

Boter I-X-D-T-E


Afgelopen vorige week mochten collega Jantine en ik meedoen aan de selectiedagen van het ooit kamervragen-over-gestelde- nationale TV-spelletje, waar toenmalig minister-president Balkenende voor in de bres sprong, LINGO. Ooit in een maffe bui, meer dan anderhalf jaar geleden hebben wij ons eens opgegeven, gewoon omdat het op dat moment grappig was. Destijds hebben we weken op wacht gezeten bij de brievenbus uitkijkend naar een reactie, maar er kwam niets. Tot een paar weken terug, we werden vriendelijk verzocht op zaterdag 20 april naar Hilversum te komen voor een toelatingstest.

Onder het motto ‘wie A zegt moet ook B zeggen’ hebben wij braaf alle aanmeldingsformulieren ingevuld. Met daarop echt de meest vreemde vragen: noem een top 5 aan gerechten die jij goed kunt klaarmaken, heb je huisdieren, zo ja wat? Kortom we hebben ons volledige doopceel moeten lichten, maar goed, Lucille moet toch ergens met ons over kunnen praten. Bij de vraag over het leukste/gekste wat we ooit samen hebben meegemaakt, hebben we de kaasplank van collega’s Piet en Jan ingevuld, zonder enige toelichting, dus geheid dat Lucille daar naar gaat vragen. Ondertussen zij we ook onze collega’s aan het trainen, want die willen allemaal mee en moeten vanaf de tribune keihard ‘groen’ loeien.

Hoe dan ook, om een beetje voorbereid te zijn kijken we hier tegenwoordig iets vaker naar Lingo dan normaal en soms zelfs via uitzending gemist. Arjen en ik houden braaf een lijst met woordjes bij en oefenen samen voor de TV. Hij vindt het wel stoer, zijn mama bij Lingo. Dat bijhouden van die lijst met woordjes was ik overigens gauw zat. Dat moet toch makkelijker kunnen. En ja hoor, dat kan ook makkelijker, als je bij google intikt ‘lingowoorden’ resulteert dat in een enorme waslijst met woorden van 5, 6 , 7 en 8 letters en die kun je dan eventueel uit je hoofd stampen. Of niet…en dat laatste hebben wij gedaan, redelijk onvoorbereid brak 20 april aan.

Van zenuwen is geen enkele sprake, het is meer een gevoel van ‘leuk/we zien wel’, we zijn tenslotte twee redelijk taalvaardige dames…’hoe moeilijk kan het zijn/ thuis weten we de woorden altijd,’ u ziet vol zelfvertrouwen togen wij richting Hilversum.

Voorafgaand aan het Lingo avontuur, tijdens het middageten is Frank ondertussen ook in de Lingo-sfeer gekomen en is bezig met zijn welbekende flauwe grapjes. Samen met Arjen is hij alle woorden aan het spellen: ‘Mag ik de pindakaas? P-I-N-D-A-K-A-A-S.’ of ‘geef het melkpak een aan. M-E-L-K-P-A-K’.  Arjen doet ook gelijk een duit in het zakje: ‘mag ik de vis? V-I-S (staat niet eens op tafel, maar dat woord kent hij goed) en Mijn beker is leeg, B-E-E-K-E-R’ (hij zit in groep 3, hij kent die regel nog niet). Per slot van rekening moeten we mama wel steunen, er is weleens 8000 euro aan prijzengeld weggeven, vooral dat deel vindt Frank aantrekkelijk. En zo gaan de mannen voort met het spellen van alles wat ze in de kamer zien, enkel en alleen ter ondersteuning van mama.

Na enkele minuten heeft ook Christoph door waar zijn vader en broer mee bezig zijn en hij gaat ook meedoen. Hij heeft het eens even aangehoord en denkt waarschijnlijk dat hij het principe ook wel snapt en dus horen wij opeens het volgende: ‘mama, mag ik de boter? I-X-D-T-E. Heel triomfantelijk kijkt hij rond, zo dat heeft ie toch maar even mooi gezegd. Frank en ik schieten in de lach en daar wordt Chris dan weer boos om. ‘Waarom lachen jullie om mij?’ ‘Omdat jij het niet goed doet, zegt Arjen, het is B-O-O-T-E-R, toch mama.’

Ja, bijna, hoe dan ook, het is denk ik maar goed dat ik naar LINGO ga en niet mijn zonen, dan kan hun vader die enorme prijzenpot sowieso wel vergeten…

Maar dat voorbereiden, dat had geen kwaad gekund, die test was best pittig. Maar goed, we zijn door en we hebben de hele zomer om te trainen, Lucille en JP gaan eerst op vakantie en wij gaan maar woorden stampen, met de hulp die ik thuis krijg moet dat toch geen enkel probleem zijn.

maandag 8 april 2013

Wat ik je nog vertellen wilde...


Brunssum

Sorry mam, ik had geen zin om je te bellen toen we zondag eind van de middag thuis waren uit Limburg. We waren gesloopt, zowel Frank als ik, hebben de kinderen op bed geslingerd en samen gegeten. Ik geloof dat we om half negen al in bed lagen. Ik heb heel even overwogen om je te bellen rond een uur of 8, maar ik had eigenlijk helemaal geen zin om te kletsen en allerlei vragen te beantwoorden. ‘Dat komt morgen wel als ik boodschappen voor je gedaan heb.’ Je hebt geen idee hoeveel spijt ik ervan heb, dat ik niet even gebeld heb. Het had gewoon nog gekund, maar hoe moest ik nou weten dat jij de volgende ochtend een hartaanval zou krijgen?

Sorry mam, ik had je graag nog willen vertellen dat we echt een keileuk weekend hebben gehad. Vrijdag was het weer zo heerlijk dat de jongens en Yf in korte mouwen buiten in het bos aan het spelen waren. Het huis(je) van de ouders van Marielle ligt gewoon direct aan het bos, we liepen zo de hei op. Na de lange rit van hier naar Brunssum waren de jongens een ‘ietwat’ uitgelaten en gingen als wervelstormen door het huis en de tuin. Het is dat Christoph een kop kleiner is dan Arjen, anders had ik ze niet uit elkaar kunnen houden, toen ze allebei pikzwart van de bosgrond weer binnen kwamen na een speeltuinbezoek.

Dat speeltuinbezoek was al een spektakel op zich, de speeltuin lag achter een hek van anderhalve meter hoog, dus we moesten de kinderen eerst over het hek heen tillen en er zelf ook overheen klimmen. Dat ging eigenlijk prima, Esther, Marielle en ik waren soepel genoeg, maar we hadden Arjaan ook bij ons. Je voelt hem al aankomen natuurlijk, Arjaan moest ook over dat hek…dat kostte ons wat meer moeite en Arjaan zat even in een zeer benarde houding boven op het hek. Blijkt dat we door een ander weggetje te volgen we ook zonder hindernissen bij de speeltuin hadden kunnen komen. Maar ja daar kwamen we  pas achter toen we al over het hek geklommen waren.

Het is maar goed dat we vrijdagmiddag naar de speeltuin zijn geweest, want het was gelijk de laatste mooie dag, zaterdag stortte het van de regen en zondag was het ijsberenweer.

Zaterdag had Arjen de tijd van zijn leven in het zwembad, eindelijk officieel zonder bandjes en met een hele batterij grote vrienden die hem over en weer gooiden in het bad. Ze waren aan het lummelen en Arjen was de bal. Chris durfde daarentegen niet eens van het kleinste glijbaantje en had een grote medestander gevonden in Arjaan die ook het liefst vanuit het bubbelbad het zwemfestijn gadesloeg. Yfke lijkt daarentegen meer van zwemmen te houden dan je jongste kleinzoon, ze liet zich door iedereen door het water sjouwen en we konden haar rustig loslaten, dan dobberde ze vrolijk verder.

Verder was ons weekend niet echt spectaculair, gewoon wandelen, eten, spelletjes, bijbelstudie en zondag hebben we de opkomst van de plaatselijke evangelische gemeente verdubbeld, door onze komst. Ze waren zo blij dat wij er waren, dat we bijna niet meer weg kwamen.

Dit was eigenlijk min of meer wat ik je nog wilde vertellen. Maar misschien hoef ik het niet eens te vertellen en weet je het allemaal al? Of heb je geen idee? Dat gevoel herken ik wel, ik heb geen idee wat er met je is gebeurd tussen zaterdagavond en maandagmiddag. Ik weet dat je zaterdagavond een uur met ome Wil gekletst hebt aan de telefoon en ik weet dat ik je maandagmiddag om kwart over een dood heb gevonden in het toilet. Wat is er met je gebeurd mam?

Hartaanval

Wat is er met je gebeurd mam? Misschien weet je het zelf ook wel niet meer, dat hoop ik eigenlijk. Ik hoop dat het kort en pijnloos is geweest.

Ik zal je even bijpraten: zoals ik je vrijdag voor wij weggingen beloofd had, belde ik maandagmorgen om te vragen of ik boodschappen voor je moest doen. Het was half negen en je nam niet op. ‘Eigenwijze oma,’ zei ik tegen Yfke, ‘die is zelf boodschappen gaan doen, we bellen zo nog wel een keer.’ Yfke en ik gaan stofzuigen en om negen uur bel ik weer, nog geen gehoor. Half tien, hetzelfde verhaal. Ik overleg met Yfke of je misschien niet toch bent gaan werken, je bent er eigenwijs genoeg voor. Als je om tien uur nog niet opneemt, besluit ik te komen kijken. We beschikken over de auto (Frank is weer eens in Keulen) en rijden naar Gorinchem.

Je gordijnen zitten nog dicht en de deur zit nog op het nachtslot. Ik bel, maar je doet niet open. Gelukkig ben ik niet door een gat te vangen en laat ik mezelf binnen. Ik roep: ‘hoi!’ maar krijg geen antwoord. Ik kijk in de kamer en keuken, Loetje komt gelijk op me af stormen met een wanhopig gemauw, zo van: geef mij eens gauw wat te eten!

De lamp boven de grote tafel brandt, ik doe hem uit. Ik loop door de hal en roep nog eens naar boven. ‘Oma is niet thuis, Yf.’ We lopen de trap op, kijken op de slaapkamer, op ome Remco’s oude kamer en in de badkamer. Je bent nergens te vinden, zo groot is dit huis niet.

Ik snap er niets van. Toen ik je vrijdag hier zag, was je nog steeds zwak van de griep. Je kunt toch in een weekend niet zo zijn opgeknapt  dat je bent gaan werken. Het voelt vreemd, misschien heeft iemand je gisteren in de kerk gezien. Ik bel Greet Hagoort, ik bel Corrie Meijering en Marjo Molengraaf. Als jij in de kerk geweest bent, dan heeft een van hen jou gezien. Het boekje met de adressen van de gemeente ligt naast de telefoon. Toeval? Ik bel tante Henny, die heeft je ook niet meer gesproken dit weekend.

Een belrondje later ben ik nog niets wijzer, nou ja, ik weet in ieder geval zeker dat je niet naar de kerk bent gegaan. Maar waar ben je dan? Ik bel je werk, volgens de receptioniste ben je ziek. Ja dat dacht ik ook, maar waar ben je dan?

Mijn volgende gedachte is de huisarts, je zou vandaag de uitslag van het bloedonderzoek krijgen. Misschien heeft de arts al gebeld omdat die uitslag niet goed was en moest je met spoed komen. Dat zou me niet verbazen, er moet wel iets met je zijn, want 6 kilo afvallen en 5 weken diarree is niet goed. Maar de assistente mag niets zeggen, het enige wat ze zegt is dat je niet op de lijst met afspraken voor die ochtend voorkomt. Nu weet ik nog niets en ga over tot rigoureuzere stappen.

Voor hetzelfde geld ben je gisteren niet lekker geworden en heb je iemand uit de kerk gebeld en ben je naar het ziekenhuis gegaan(vandaar dat boekje bij de telefoon) en kon je om wat voor reden dan ook mij en Remco niet bereiken. Heb je trouwens mijn nieuwe 06-nummer wel?

Terwijl ik zit te bellen zie ik Yfke opeens in de tuin staan. Hoe komt die daar? De achterdeur is open? Dat is raar, jij sluit toch altijd alles goed af? Het licht brandde ook al toen ik binnenkwam, dat er iets niet klopt is wel duidelijk. Ondertussen bel ik het ziekenhuis, ook daar hebben ze geen mevrouw van Schaik opgenomen. Ondertussen is het al half 11, zal ik dan maar even een rondje langs de winkels rijden? Daar gaan we weer, in de auto een rondje langs de Lidl en het Piazza en weer terug naar je huis, misschien ben je teruggekomen en is er een hele ‘logische’ reden voor het feit dat je nergens te vinden bent. Bij jouw huis gekomen tref ik daar Corrie aan, die snapt er ook helemaal niets van, we stappen samen naar binnen, maken nog een grapje over de opname. We vragen ons af of wij die misschien gemist hebben, maar dat sluiten we uit, omdat we allebei vandaag al een aantal mensen hebben gezien en gesproken die in dat geval zeker opgenomen zouden zijn.

Dan maar naar huis, ik moet de jongens gaan halen en dan ga ik de politie maar bellen. Je hoort tegenwoordig de meest bizarre verhalen over overvallers die mensen uit hun huis halen en dwingen om geld op te nemen. Ik weet het ook niet meer.

Thuis geef ik de jongens te eten en bel ondertussen de politie. Die vinden het ook een vreemd verhaal en vragen of ik zo weer naar jouw huis kan komen om de zaak te bespreken. We spreken af om kwart over een. Ik hang nog gauw de was op en dan breng ik het spul weer naar school. Yfke en ik gaan weer naar jouw huis. We staan al een paar minuten te wachten als ik naar de WC moet. En terwijl ik naar het toilet loop, bedenk ik me dat ik daar vanmorgen nog niet gekeken heb. Voor ik de deur opendoe weet ik het al. Daar lig je op de grond.

Je bent grauw, ik hoef eigenlijk al niet meer te voelen, ik kan het zo wel zien, je bent dood. Yfke loopt in de woonkamer te spelen, ik voel je pols, check je ademhaling, maar ik voel niets en je bent koud. Ik ben eigenlijk nog vrij rustig. Wat moet ik nu doen? En ambulance bellen hoeft niet, de politie dan maar. Die is als het goed is onderweg. Ik doe de voordeur open om te kijken of ze er toevallig al zijn. Nee, dan bel ik maar weer naar de meldkamer. Ik krijg dezelfde agent als een uur geleden. Hij herkent mij ook en ik vertel dat ik je gevonden heb. Hij verbindt me door met een verpleegkundige. Ze geeft me een aantal opdrachten, ja dat heb ik allemaal al gedaan. Ik zie zwaailichten door het raam en er staat toch opeens een ambulance voor de deur, ik hang de verpleegkundige op.

Alles gaat nu razendsnel, de ambulancebroeders zeggen dat Yfke weg moet. Ik bel Anneke, ze staat binnen een minuut op de stoep en neemt Yfke mee, die vindt het allang best, ze is gek op Anneke, dit is een klein feestje voor haar. Gelijk arriveert de politie, de ambulance broeders sluiten een monitor aan en die geeft een vlakke lijn. Ik moet in de keuken wachten en ze tillen jou uit de WC en leggen je op de bank. De agenten stellen een paar vragen en gaan al gauw weer weg. Ik bel Remco en probeer Frank, maar je kent Frank en mobiele telefoons, geen gehoor. De ambulancebroeders bellen je huisarts.

‘Mevrouw gaat u even zitten’.  Ze stellen allerlei vragen over wat er gebeurd is / kan zijn. Hoe laat heeft u haar gevonden, was ze bekend met hartproblemen? Ondertussen arriveert Remco, die is minstens zo uit het veld geslagen als ik. Je dokter komt binnen en stelt een hartaanval vast, waarschijnlijk ergens vroeg vanmorgen. Dus toen ik je belde om half negen was je er al niet meer. En ik ben gewoon gaan stofzuigen, boodschappen doen, strijken, voordat ik eens ging kijken. En bij mijn eerste bezoek heb ik je niet eens gezien.

‘Heeft u nog vragen?’ vraagt de dokter. Ik kan er maar een bedenken: ‘Wat moet ik nu doen?’

 

 

 

En dan?

‘Als eerste moet u nu een begrafenisondernemer bellen,’ zegt de dokter. En ook hij gaat weer weg.

Daar zitten Remco en ik dan, jij ligt op de bank, je poezen draaien om ons heen. Ik heb Frank nog steeds niet te pakken. Dan maar via de zaak. Die vinden hem in Keulen en hij belt terug. Ondertussen wachten wij op de begrafenis ondernemer, die moet vanuit Utrecht komen. ‘Leg maar vast wat kleren klaar voor uw moeder,  weet u misschien al wat voor kist ze zou willen, dan kunnen de verzorgers die gelijk meenemen.’ Achteraf is het bizar dat je dat gelijk al moet beslissen.

Ik bel de moeder van Arjens vriendje: ‘wil jij de jongens meenemen uit school.’ Ja natuurlijk, ze kunnen blijven eten en al, maakt allemaal niet uit.

Ondertussen moet ik nog steeds naar de WC, maar ik wil niet meer naar die ruimte. Ik moet er overheen stappen, want ik moet echt en er is maar een WC in jouw huis.

Kleren opzoeken. ‘Spijkerbroek en een slobbertrui zeker,’  zegt Remco. Maar dat is mij net een stap te ver. Ik zoek een setje uit waarin ik je er altijd leuk uit vond zien, spijkerbroek, shirt en je ‘dure’ Designual hes. (uiteraard gekregen van iemand uit een tweedehands zak). Sorry mam, geen slobbertrui.

En dan begint het lange wachten op de verzorgers en de begrafenisondernemer. Ondertussen staat de telefoon roodgloeiend, Frank vanuit de auto, iedereen die ik vanmorgen al gebeld heb, belt terug om te checken of ik je al gevonden heb. In no time heb ik veel mensen gesproken, incl mijn werk, jouw werkgever en de kerkenraad. Misschien moeten we de buren maar even inlichten, die schrikken zich een hoedje als ze zo die lijkwagen zien. Wat moet je doen, ik ga de was maar opvouwen, Remco doet de kattenbakken en samen doen we de afwas die er nog staat…stom eigenlijk, maar we zijn in ieder geval bezig.

Als eerste arriveren de verzorgers, ze nemen je mee naar de Haarhof om je op te baren en laten ons achter om op de uitvaartbegeleidster te wachten. Als zij arriveert moeten we in een razend tempo over allerlei dingen nadenken, een kaart, een graf, een tekst, de uitvaart…cake, koekjes, koffie, advertentie, video-opname. Om 5 uur gaat ze weg en gaan wij ook maar weg. Ik moet de jongens ophalen. Anneke heeft Yfke al teruggebracht. Remco gaat vast vooruit naar Dalem.

Als ik bij de moeder van Corne arriveer zijn jongens  nog verontwaardigd ook, ze mochten toch bij Corne eten? Eigenlijk staan de moeder van Corne en ik daar nog toneel te spelen ook, want ik wil ze pas thuis vertellen dat je er niet meer bent. Ze stuiteren naar binnen: ‘hey gezellig, ome Remco is er!’

En dan laat ik ze allebei naast me op de bank gaan zitten:’ Weet je nog dat mama oma niet kon vinden vandaag?’ Ja Arjen weet dat nog wel, die is zo scherpzinnig dat hem niets ontgaat.

‘Heb je oma gevonden, mama?’ ‘Ja liefie, maar het is niet goed met oma, mama heeft oma in haar huisje gevonden, ze lag in de WC en heeft pijn gekregen aan haar hartje en is doodgegaan.’

‘Is oma dood?’ vraagt Arjen. Chris blijft stil, maar Arjen begint echt hartverscheurend te huilen en kruipt dicht tegen me aan. Chris accepteert het als een gegeven en vraagt of ie nu op de Wii mag. Dat is wat een leeftijdsverschil van 2 jaar doet. Yfke begrijpt er niets van en zit stilletjes bij Remco op schoot. Chris is ondertussen ook in tranen, maar niet om jou. De batterijen van de Wii zijn leeg!

Rare week

En dan ga je een rare week in. De telefoon heeft vanaf maandagmiddag niet meer stil gestaan. De postbode maakt overuren om alle condoleancekaarten te bezorgen en wij schakelen over naar de regelmodus.

Op maandagmiddag begint het al, eerst ambulancebroeders, dan de politie en jouw huisarts. Remco arriveert, volkomen lamgeslagen. En dan is iedereen weg. Wij gaan aan het bellen, met de vaste lijn en twee maal een mobiele, het is een raar idee en jij ligt daar nog steeds op de bank. De uitvaartverzorgster belt terug. Ze meldt dat ze onderweg is, maar vanuit Utrecht moet komen en het is druk op de weg. Weten we al wat voor kist jij zou willen, want dan kunnen ze die vast meenemen. O ja en ik moet vast wat kleren klaarleggen. Vervolgens komen er twee mannen in zwarte pakken en die nemen je mee. Ik moet nog tekenen voor het feit dat je geen sieraden om hebt. ‘Dit is helaas nodig mevrouw, we zijn al weleens aangeklaagd voor diefstal.’ ‘U hoeft niet te zoeken hoor, ze zal echt geen sieraden omhebben.’ Remco geeft nog gauw je bril mee, die moet wel op in  de kist, anders ben je niet wie je bent… of was.

’s Avonds als onze kinderen op bed liggen, komen Hans Bijl en Alice op bezoek, we spreken over jouw leven en over hoe jij een dienst zou willen. Het is niet heel lastig, het meeste weten we wel, maar waar is die bijlage met muziek waar je naar verwees in je wilsbeschikking, we hebben gezocht, maar ik denk dat je hem nog moest maken. Nu hebben we zelf maar muziek uitgezocht, allemaal opwekking en Jezus is de goede Herder, voor de jongens. Br Bijl gaat spreken over het grote vertrouwen dat jij in God had en dat je je zo gedragen voelde door Hem.

En dat gevoel van Gods nabijheid hebben wij ook de hele week gehad, want ondertussen gaat alles gewoon door. De jongens gaan naar school, Christoph telt de dagen af tot vrijdag, want dan is Juf Wil jarig en mag hij verkleed als leeuw. Arjen moet zaterdag proefzwemmen voor het B-diploma. Hun leventje gaat gewoon verder en dinsdagmorgen sta ik alweer met ze op school, want dat leek ons toch het beste. We zijn wel extra vroeg gegaan, zodat we in alle rust even met de juf konden praten en dan vooral met de juf van Arjen, die heeft het er moeilijk mee. Christoph neemt het meer aan als een feit: oma is dood, en hij gaat weer verder. Hij stelt er verder geen vragen over, tot na een paar dagen: ‘Hoe is oma eigenlijk doodgegaan?’

Dinsdagmiddag mogen we even bij je kijken. Dat is even schrikken om je zo definitief in een kist te zien liggen. Als je aan komt lopen kijk je recht de kist in en dan zie je er opeens zo klein en oud uit. Maar als je dan aan de zijkant van de kist gaat staan, valt het wel weer mee. We zijn er met zijn zessen, Frank, Remco, ik en de kinderen. De jongens hebben een tekening meegenomen en Yfke een foto van hun drietjes om in je kist te leggen. Het is eigenlijk onzin, want het wordt gewoon ook onder de grond gestopt. Jij bent allang in de hemel, je hebt er niets meer aan, misschien zie je ons daar wel staan met zijn zessen en denk je: ‘maak je niet druk, ik ben op de goede plaats en wacht op jullie.’

De jongens zijn zeer geinteresseerd. Arjen vindt het maar gek dat je je bril op hebt: ‘haar ogen zijn toch dicht, dan hoef je toch geen bril op.’ ‘Ja jongen, maar mama kent oma met bril op, dus dat doen we nu ook.’ Christoph is ondertussen druk op zoek naar de deksel van die kist, want die ziet ie nergens en die hoort er wel te zijn. ‘Mama, misschien staat ie wel achter die gordijnen.’ En hij schiet er al heen om te kijken. Dat lijkt ons niet zo’n goed plan, je weet nooit of daar nog andere mensen achter liggen opgebaard, ongetwijfeld is daar de koeling en om Chris nou daar in te laten kijken…

Ondertussen staat Yfke op een stoel naast je kist, en kletst vrolijk verder: ‘Oma slaapt.’ ‘Nee liefie oma slaapt niet, oma is dood en nu bij de Here Jezus in de Hemel.’ Aangezien ze alles wat je zegt herhaalt, doet ze dat nu ook: ‘Oma is dood, oma bij de Heje Jezus.’ We leggen het nog eens uit: ‘Oma is nu dood, dit is alleen het lichaam dat oma op de aarde nodig had. Nu is oma bij de Here Jezus in de hemel en heeft ze het niet meer nodig. De Here Jezus heeft een heel nieuw lichaam voor oma gemaakt, zonder zere voeten en nooit meer ziek en geen pijn, helemaal perfect.’ Het is vooral Arjen die dit allemaal in zich opneemt.

‘Wil je aan oma voelen, ze voelt heel koud.’ Ja, dat wil Christoph wel, hij controleert eerst je ene hand en dan de andere. ‘Ze zijn allebei koud,’ constateert hij. Arjen vraagt zich af of er nu niets meer beweegt aan jou. Hij geeft zelf het antwoord al: ‘Kijk als ik blaas, dan bewegen oma’s haartjes nog.’ Ik denk dat het goed is dat we de kinderen meenemen, het maakt dat wij ook veel meer ontspannen bij je kist staan. We staan van alles uit te leggen, ze luisteren en nemen alles in zich op.

Ondertussen is zo’n beetje alles voor de begrafenis wel geregeld en op woensdag vraag ik me dan ook echt af wat ik moet gaan doen. Frank is thuis en is met allerlei instanties aan de telefoon, Remco is in jouw huis bezig met de katten en heeft ook maar gelijk jouw koelkast leeggehaald, want dat bederft anders toch maar en heeft ook gelijk maar je laatste was meegenomen en je kleren in zakken gestopt en naar het Leger des Heils gebracht. Tja, misschien wat snel, maar wat moeten we anders doen, stil zitten in een hoekje, dat kunnen we alle drie niet. We slaan maar aan het regelen en organiseren, de bank, notaris, poort6, postNL, noem het maar op, dan weten we maar vast waar we aan toe zijn. Ik heb Sharon van de Voet gebeld of ze nog spullen nodig heeft voor haar nieuwe huisje, ze durft niet terug te bellen. Gelukkig kent Jacqueline me zo goed, dat ze weet dat ze dat gewoon kan doen en we spreken af dat Sharon kan komen kijken wat ze van jou kan gebruiken. Ik ga het niet verkopen hoor mam, ik maak Sharon er blij mee en wat moet ik met dat geld. Zij kan het goed gebruiken en ik denk niet dat jij er problemen mee zou hebben als ik het weggeef. Jacqueline biedt aan om ook op dinsdag op ons meisje te passen en de tranen schieten me in de ogen. Dat vind ik zo lief, want behalve dat je we je als moeder en oma moeten missen, zijn we ook gelijk onze oppas op dinsdag kwijt. Voor alles blijkt een oplossing en verschillende mensen in de gemeente bieden allerlei vormen van hulp aan. Ik heb nog nooit zoveel aanbiedingen voor oppas gehad. Ik ga bijna overwegen om tegoedbonnen te gaan vragen, zodat ik er op een later tijdstip nog eens gebruik van kan maken.

Wat dat betreft moet je je over ons geen zorgen maken mam, we worden door de gemeente zo goed opgevangen, het is echt hartverwarmend. We voelen ons zo gedragen door God en de gemeente is daar het grondpersoneel van.

Op donderdag gaat Frank weer werken en ben ik alleen, want Remco gaat ook zijn eigen ding doen en Yfke is bij Jacqueline. Ik was van plan om examens na te kijken, maar de hele dag door heb ik bezoek, mijn schoonfamilie, Liane en Alice, tante Henny en Annemiek. Wanneer moet ik nou ooit mijn eigen huis stofzuigen?!

Ik ben met tante Henny nog even bij je wezen kijken, ik hoop dat je het niet erg vindt. Dat gekoekeloer in je kist, dat wil je niet, maar dit is je zus en het was voor haar zo raar om in IJsselstein te zitten en wij hier. Zo kon ze afscheid van je nemen. Ome Wil kon helaas niet komen, het gaat met hem ook niet zo goed.

Op vrijdag komt Sandra een bakkie doen en ’s middags komt mijn teamleider van school langs en ondertussen spelen er hier gewoon weer vriendjes van de jongens en gaan ze zelf ook uit spelen. Hun leventjes gaan gewoon door. Ik denk dat jij dat wel prima had gevonden, ze kunnen niet heel de dag om oma huilen. Ze verwerken het op hun eigen manier. Gisteren heeft Christoph nog wat in je kist gelegd, zijn hartjesslinger die hij met valentijn geknutseld had en de bloem die Arjen op de zondagsschool gemaakt had. Hij heeft goed gekeken waar hij alles wou neerleggen en alles een beetje herschikt zodat het beter zou passen.

Zaterdagmorgen is er gewoon zwemles, daarna is papa langs geweest, het moet voor hem toch ook wel vreemd zijn. ’s Middags zitten we weer langs het bad, want Arjen mag proefzwemmen. Hij is apetrots, want er zitten maar 4 lessen tussen zijn A en B-diploma en hij mag ook nog eens tegelijk afzwemmen met Corne. De twee vrienden gaan samen te water, hij vindt het geweldig. Opa komt ook kijken. Alles gaat goed, volgende week wordt er afgezwommen. Raar hoor, we moeten je nog begraven en ondertussen zijn we alweer met het leven van alledag bezig.

We hebben ons de afgelopen week afgevraagd of we zondag naar de kerk moeten gaan. Aan de ene kant zit ik er nog niet echt op te wachten, aan de andere kant wil ik heel graag juist onder deze mensen zijn. En je  moet er toch een keer doorheen, of ze ons nu condoleren of dinsdag bij de begrafenis, wat maakt het uit. Je merkt dat mensen het wel moeilijk vinden om ons te zien. Niet iedereen weet wat te zeggen of doen. Ook zij vinden het moeilijk. Gelukkig spreken ook veel mensen ons gewoon aan. Het lijkt soms wel of ik degene ben die aan het troosten is ipv andersom. De meeste mensen zijn enorm geschrokken. Je was pas 57 en niet ziek. Je zou verbaasd staan als je wist hoeveel mensen weten wie je was mam. Iedereen heeft het over jouw bescheiden houding, zo behulpzaam aanwezig op de achtergrond. Aleid heeft het pittig met de zangleiding, Anselm laat ons staan terwijl hij de mededeling van je overlijden doet en Aleid laat  liederen zingen die zo goed bij je passen en zelfs de preek van Bram Krol lijkt erop aan te sluiten. Ik laat de tranen maar stromen, ze moeten er toch een keer uit. Ik kan Remco niet zien, die zit in zijn eigen vak, maar die wordt keigoed opgevangen door al onze vrienden. Datzelfde geldt voor ons, we gaan uit de dienst lekker een soepie eten bij Niels en Sandra, gewoon even eruit, gewoon gezellig. ’s Avonds komt Hans Bijl nog even poolshoogte nemen. We worden goed in de gaten gehouden hoor mam, God stuurt zijn grondpersoneel om op ons te letten.

Maandag, het is nu al een week geleden.

Het duurt wel lang hoor, wat mij betreft hadden we je voor het weekend begraven, maar het is zo druk op de begraafplaats en dus moeten we nog een dag wachten. Frank is thuis van alles aan het regelen en Remco en ik gaan maar een beginnetje maken in je huis. Alles wat we willen bewaren halen we weg, foto’s, tekeningen, boeken (die waren toch eigenlijk al van mij) ik kom tot de ontdekking dat je in een boek van mij bezig was, titel: ‘Tot de dood ons scheidt.’ Oke dan…

Ik laat de kinderen ook iets uitkiezen wat ze willen bewaren van oma. Arjen kiest je tekenspullen, Chris kiest die grote koptelefoon die hij altijd op mocht als jij op hem paste op dinsdag. Hij vindt het helemaal geweldig. Weet hij veel dat jij hem die koptelefoon altijd opzette, zodat ie even rustig in een hoekje bij de radio bleef zitten en zijn zus niet lastig kon vallen. Wat dat betreft wist je het altijd zo te verpakken dat het voor hem een gunst leek, terwijl je hem eigenlijk even uit de weg wilde hebben. Mam, jij was ijzersterk in allerlei afleidingsmanoeuvres als ze weer eens druk of dwars waren. Tijdens een lange autorit wist jij ze altijd af te leiden.

Yfke krijgt de knalroze step die in je schuurtje staat en ik neem die bontgekleurde katjes mee, geen drol waard, maar ze passen bij jou en zijn mijn herinnering aan jou. Remco gaat voor een tekening en ik geef hem de albums van Malta en Amerika. Ik moedig hem aan om gewoon ook de TV mee te nemen, hoeft ie niet meer naar dat ieniemienie schermpje van hem te kijken. Hij voelt zich bezwaard, maar gaat toch overstag.

Tot slot laad ik de laatste twee katten in de auto, inclusief alle kattenbakken en krabpalen en al het eten dat ik van Hetty mee moest nemen en rijd ik naar Breda.

Je katten

Ja die katten, dat is nog een heel verhaal. We zijn denk ik nergens zo druk mee bezig geweest als met die poesjes. Daar moesten we op zeer korte termijn een oplossing voor zoeken. Vier katten in een klein huisje die niet naar buiten kunnen en elkaar nou ook niet bepaald verdragen. Jij zat er altijd als scheidsrechter tussen met die maffe Harry van je. Remco ging de afgelopen dagen twee keer per dag langs voor de kattenbakken en voeren. Maar moest ook veel stofzuigen en doen. Dit kon zo echt niet lang doorgaan, voor ons niet en voor die beestjes al helemaal niet. Wat gaan we met die katten doen? Het was niet eenvoudig, want al voor we goed en wel je begrafenis geregeld hadden, hing Hetty aan de telefoon. Waarschijnlijk allemaal goed bedoeld, maar wij zaten er even niet op te wachten.

Ze vond het vreselijk dat je overleden was, maar sprong ook gelijk op de bres voor je katten. We mochten ze niet naar het asiel brengen! Absoluut niet, dat zou jij niet gewild hebben! Nog liever moesten we ze laten inslapen. In ieder geval die twee oudjes. Die andere twee konden wel bij iemand anders ondergebracht worden. We moesten maar vooral veel mensen bellen en in de kerk vragen en onder collega’s. Of we moesten ze zelf in huis nemen en nu in ieder geval iedere dag een poos bij ze gaan zitten, of Remco moest maar in jouw huis gaan wonen en ze allevier houden. Maar mam, ik hoop dat je het met me eens bent dat dat echt geen opties zijn. Wij kunnen er hier geen kat bijhebben, het beestje zou te weinig aandacht krijgen, onze Guus pikt dat niet en Remco woont op driehoog! Ik denk dat we Hetty zeer teleurgesteld hebben, ik heb echt mijn best gedaan, maar er was uiteindelijk geen andere oplossing dan het asiel.

Ik heb contact opgenomen met allerlei instanties voor herplaatsing van huisdieren van zieke of overleden mensen, maar van geen van deze instanties bericht teruggekregen. De Dierenambulance kon ons ook niet helpen. We hebben een berichtje op Facebook geplaatst om een groot publiek te bereiken, maar geen reacties, althans geen reacties van mensen die een poes wilden adopteren. Uiteindelijk heb ik het asiel in Gorinchem gebeld en zij wilden de jongste twee opnemen als we ze extra entingen gaven. Dat hebben we gedaan en op zaterdag mochten we ze brengen. Remco is gegaan en het viel hem niet mee. Hij voelde zich een bruut, maar het kon niet anders. De twee oudjes konden ze in Gorinchem niet opnemen, omdat ze uit Breda afkomstig waren. Toen heb ik Breda opgebeld omdat er zoiets bestaat als ‘terugneemplicht’ in geval van ziekte of overlijden van het baasje. Ik mocht Loetje en Siepie maandag komen brengen, ook zij konden, net als Aagje en Harry, direct bij de plaatsbare katten, omdat jij ze zo goed verzorgde. Gelukkig maar, anders moesten ze op een wachtlijst en dat was echt geen optie, het ging gewoon niet in jouw huisje met zijn viertjes heel de dag binnen.

Ik hoop dat je dat met me eens zou zijn geweest. We hebben ons best gedaan voor de beestjes. Hetty heeft ons de hele week platgebeld over wat we gingen doen. Als ik heel eerlijk ben werden we er een beetje gek van. Ze wilde de telefoonnummers van de asiels om te gaan bellen en controleren hoe het met ze was. We kregen grote tassen met allerlei lekkers mee voor de beestjes, we moesten vooral al hun eigen spulletjes meegeven. Op een gegeven moment wilde ze zelf de twee oudjes erbij hebben. Dat heb ik afgehouden, aangezien ze er al 10 heeft, leek me dat geen goed plan. Toen ze voor de zoveelste keer belde is Remco iets minder vriendelijk geweest en heeft ie gezegd dat wij het ook rot vinden, maar dat dit de beste oplossing is en dat ze er nu niet meer over moest beginnen, want wij hebben wel iets meer aan ons hoofd dan alleen die katten. Ik hoop dat we haar niet gekwetst hebben. Voor zover ik weet heeft ze beide asiels al een paar keer gebeld ondertussen om te checken hoe het gaat. Met Harry en Loetje gaat alles prima, Aagje is wat schuw en Siepie is uiteraard weer helemaal geflipt, maar als die kat een mens was geweest had ie allang in een inrichting gezeten. Dat beest is nooit helemaal 100% geweest. Ik vind het sneu voor de beestjes mama, maar toch denk ik dat jij ook zo hebben gezegd dat dit de beste oplossing zou zijn geweest…

Begrafenis

Je begrafenis is dinsdag 19 maart om tien uur. Ik  moet zeggen dat ik dat wel een prima tijd vind. Lekker vroeg, niet heel de dag nog door moeten zien te komen en maar wachten. Gewoon uit bed, aankleden en gaan.

Om half tien zijn we op de Haarhof, we kijken nog een laatste keer en dan sluiten we de kist. Frank en Remco tillen het deksel erop en de jongens en Yfke draaien de schroeven vast. De jongens vinden het wel interessant wat er allemaal gebeurd. Ze mogen helpen om de kist op zijn plekje in de aula te zetten en Arjen herschikt de bloemstukken. Het is echt een bloemenzee. Wij hebben er een heel ruig stuk opgelegd, de kerk heeft de mooie tak van palmpasen, er zijn stukken van je werk en van familie en ik zie heel veel mensen binnenkomen met losse bloemen. Er zijn ook twee keer zoveel mensen als ik had opgegeven. Ik had geen idee en had 60 gezegd en dat later bijgesteld naar 75, er waren ongeveer 120 mensen. De koffiejuffen zullen wel even in de stress geschoten zijn…te weinig koffie en cake. Die hebben nog maar gauw een paar pakken koekjes uit de kast getrokken. De liturgie, die Arjen staat uit te delen is al gauw op, we hebben er zelf niet eens een.

Het is hartverwarmend om te zien hoeveel mensen er gekomen zijn. Je hebt een volledige muziekgroep gehad, piano, gitaar en fluit. Hans Bijl preekte over onbezorgd zijn en geen waarde hechten aan aardse schatten en legde de nadruk op jouw grenzeloze vertrouwen in onze Hemelse vader. Het was een dienst waarin je postuum een getuigenis gaf en ik bid dat het de mensen die jij wilde bereiken aan het denken hebt gezet.

Ik ben eigenlijk tijdens de hele dienst volkomen rustig en beheerst gebleven, tranen bleven uit. Ik was zelfs in staat om alles wat ik in mijn ‘speech’ had geschreven te vertellen in plaats van voor te lezen, wat ik in eerste instantie van plan was. Ik dacht dat ik niet zeker genoeg zou zijn om gewoon te spreken, maar het ging heel goed. Ik heb de tekst hieronder nog maar even opgenomen, gewoon voor de volledigheid:

Ze had een flinke griep, last van haar darmen, voelde zich draaierig en slap, maar alles ging goed, we konden rustig een weekendje weg. Dat was de boodschap die ik afgelopen vrijdag van haar kreeg toen ik het gevraagde stapeltje boeken ging brengen (want dan heb ik wat te lezen dit weekend). ‘Veel plezier en ik zie je maandag wel weer.’

Niemand kon vermoeden dat ik maandag geen gehoor kreeg toen ik belde of ze nog boodschappen nodig had. Geen gehoor, dacht ik nog, het eigenwijze mens is toch niet zelf naar de supermarkt gegaan of gekker nog, naar haar werk, omdat ze vond dat ze al te lang ziek was. Een half uur later belde ik weer, geen gehoor, half uur later nog een keer…wie is er nou zolang weg als ze zich niet lekker voelt.

En dan ga je kijken en vind je haar niet, overal gekeken, maar niet op dat ene plekje waar ik haar ’s middags vond. Dan gaat er van alles door je heen, ik kon me zelfs nog herinneren wat ik op EHBO heb geleerd, ik heb het zelfs nog toegepast. Maar wist tegelijk dat het zinloos was.

Mama is weer eens veel te vroeg ergens naar toe gegaan, zoals altijd. Da’s wel een kenmerk van mijn moeder, als ze ergens heen moest was ze altijd veel te vroeg. ‘Mam we rijden om 10 uur naar de dierentuin.’ Mama was er om half tien. ‘Mam, we vieren de verjaardag vanaf 14.00 uur.’ Ze was er ’s morgens al. ‘Mama, je moet 3 uur van te voren aanwezig zijn op Schiphol.’ Veel te vroeg staat ze met haar koffer klaar. En ook nu ben je weer veel te vroeg op reis gegaan mam.

Een collega van mama, die elkaar gevonden hadden in hun geloof in Jezus Christus, stuurde ons afgelopen week een kaartje waarin we onze moeder precies herkende, ze noemde uitspraken die mijn moeder deed: ‘Het beste deel komt nog’ en ‘waarom is iedereen toch zo gehaast, we hebben straks de eeuwigheid nog voor ons.’

Dat ‘straks’ is voor mama al ‘nu’ geworden. Vandaag is een dag met veel gemengde gevoelens, we zijn dankbaar en blij dat je thuis bij onze Hemelse Vader bent, maar verdrietig omdat we je hier moeten missen, je nooit meer gek zullen zien doen met je kleinkinderen en je nooit meer zomaar even bij ons komt aanwaaien op je fiets voor een bakje koffie of een glaasje water, omdat je in de buurt was.

Mama, we weten allemaal een ding zeker, je bent bij God en eens zullen we elkaar daar weer tegenkomen. Mama, bedankt voor alles, je bent een goede moeder voor ons geweest, je was een fantastische oma voor onze kinderen. Trots op alle drie, het denkertje, het boefje en het vrolijke vrouwtje.

Tot slot wil ik, namens ons zessen iedereen bedanken voor de hulp en aandacht in welke vorm dan ook. We voelen ons heel gedragen door u allen en in het bijzonder door God onze vader. 

Br Hans Bijl en Zr. Alice van Krieken bedankt voor het regelen en leiden van de dienst. Mevr Steenbeek danken we voor de begeleiding van de afgelopen week. John, Marjo, Anneke en Adriaan bedankt voor de muziek en u allen bedankt voor uw komst, lieve kaartjes en telefoontjes.

Dankuwel.

Op de een of andere manier is er ook nog iets misgegaan tijdens je begrafenis. Omdat ome Wil er niet kon zijn, hij lag in het ziekenhuis, zou tante Joke namens hem iets voorlezen. Ze had het gevraagd aan de uitvaartbegeleidster, maar dat is waarschijnlijk niet goed gecommuniceerd met Hans Bijl en dus is het vergeten. Wij wisten het ook niet en hoorden het pas later. Ome Wil heeft ons de tekst gemaild, ik zal hem toch nog even toevoegen:

 

6 december 1955, ik heb een klein zusje gekregen, Yvonne.

Als jongen van 9 jaar voel je je dan een grote broer, die dat zusje moet beschermen. Ik heb ook veel met haar opgetrokken, een stukje wandelen met de kinderwagen, een paar jaar later, in de winter, de slee trekken en een sneeuwpop voor haar maken. Even op de fiets naar de speeltuin, of, toen ze haar eigen fietsje had, samen een stukje fietsen. Het viel voor haar dan ook niet mee, toen ik, een aantal jaren later, verkering had en ging trouwen. Zij bleef thuis als enig kind over en dan voel je je soms toch wel eenzaam.

Het was voor ons dan ook een fijn gevoel dat zij tijdens een jongerenreis een jongen ontmoet heeft, waar ze later mee getrouwd is. Samen hebben ze ook twee kinderen gekregen, Cindy en Remco. Wij kwamen regelmatig bij elkaar op visite en hebben gezamenlijk, met de andere zussen, zwagers en kinderen leuke familiedagen gehad. De dag van het huwelijk is voor Yvonne, zoals voor velen, èèn van de mooiste dagen van haar leven geweest. Tot de dood jullie zal scheiden, was èèn van de zinnen die deze dag werden uitgesproken, helaas heeft dit niet zo mogen zijn.

Yvonne bleef dit keer niet alleen, maar met haar kinderen achter. Gezamenlijk hebben ze de schouders er onder gezet en zo weer een nieuw leven opgebouwd. Zij wilde eigenlijk het liefst terug naar Gorinchem, waar ze na een tijdje dan ook een leuk huisje kreeg aangeboden. Cindy had inmiddels het ouderlijk nest verlaten en dat kwam wel goed uit, want anders had ze bij Remco op de slaapkamer gemoeten. Na een aantal jaren is ook Remco uitgevlogen en bleef Yvonne weer alleen, maar niet eenzaam achter, want aan vrienden mankeerde het niet.

Ook had ze met regelmaat haar kleinkinderen, dus vervelen hoefde zij zich niet. Maar alleen kon Yvonne zich ook goed vermaken, zoals met de mooie tekeningen die ze maakte en de katten om te verzorgen. Helaas is op èèn van deze momenten van alleen zijn, op veel te jonge leeftijd, een einde aan haar leven gekomen. De zaterdag er voor hebben we samen nog drie kwartier tot een uur aan de telefoon gezeten en uit niets is gebleken dat dit zou kunnen gebeuren. Niet meer een stukje fietsen of op de slee, maar voor de laatste keer lopen we nog een stukje met Yvonne mee. Ik ga niet zeggen we nemen afscheid van Yvonne. Want toch telkens weer, zullen wij haar tegen komen. Zeg nooit het is voorbij, alleen haar lichaam is van ons afgenomen, Niet wat ze deed, en niet wat ze zei.

Na de dienst rijden we je kist met zijn zessen naar buiten. De jongens doen dat wel wat enthousiast, want we botsen bijna tegen de deur van de aula aan, omdat die nog niet volledig geopend was. Buiten staan er vier dragers klaar om je over te nemen, maar de jongens willen nog verder duwen en de dragers laten ze tussen hen in plaatsnemen, en ze mogen meerijden. Ze staan echt te popelen en we moeten ze inhouden, want nog niet iedereen heeft zich aangesloten in de stoet. Zo begeleiden de mannetjes je naar het graf. De kist wordt erop getild en zakt alvast een stukje.

Na het ‘U zij de glorie’ en ‘het onze Vader’, mag Arjen de kist laten zakken en uiteraard neemt hij het uiterst serieus. Yfke is ondertussen op haar knietjes naast het gat gaan zitten en staart de diepte in. Wij hopen maar dat ze Bumba niet laat vallen, want dan zijn we verder van huis, ik zit op mijn hurken om haar jasje vast te houden. Christoph is er ondertussen wel klaar mee, hij heeft dorst en zin in cake,  hij laat ons bij jou graf achter en sluit zich in de rij aan bij oma Rousse en tante Yvonne en gaat richting cake en appelsap.

Ja en dan zit het erop. Het is gebeurd, we hebben je begraven. Ik denk dat het de manier is geweest die je gewild had. We drinken nog een bakkie koffie, want als er iets bij jou hoorde, dan was het wel koffie en vervolgens komt iedereen gedag zeggen en condoleren.

Als wij als laatste de aula verlaten wil Arjen nog even gaan kijken. Hij is wel benieuwd wat er nu met dat graf gebeurd. Het is nog niet dicht, maar er ligt een ijzeren plaat overheen. Ik beloof hem dat we over een paar dagen nog wel een keer gaan kijken of het dan dicht geschept is.

Wat doen we nu? Remco gaat naar huis, op de bank liggen en een filmpje kijken. Het is 12 uur, Frank en ik hebben weinig zin om met de kinderen heel de middag thuis te gaan zitten. Het is inmiddels gaan regenen en als ze met zijn drieen heel de middag binnen moeten zitten, is niemand daar gelukkig mee. Het is ook zo bot om ze vanmiddag naar school te sturen… ‘Is het heel gek om naar de speeltuin in Oosterhout te gaan,’ overleggen we in het Engels. Wij vinden van niet. We rijden snel langs huis om wat eierkoeken en onze boeken te halen en rijden naar Haasje Over. Daar is het heerlijk rustig en de jongens en Yf hebben vrij spel in alle klim- en klautertoestellen. We eten een lekker frietje en laten het spul heerlijk uit’rousse’n. Ze hebben het verdiend en jij zou ons groot gelijk gegeven hebben mam. Na zo’n spannende morgen moeten ze zich even uit kunnen leven. Je zou trots op ze zijn geweest mam.

En dan verder

Woensdag gaan Frank en ik een rondje doen langs allerlei instanties. Donderdag ga ik weer werken, zaterdag is het afzwemmen. Ongelofelijk hoe ons leven gewoon weer door gaat. Al op woensdag moet Arjen verkleed naar school, want nu is zijn juf jarig. De juf vertelde op de 10-minuten gesprekken dat hij uitgebreid verteld heeft over je begrafenis en wat hij allemaal heeft gedaan. De klas had ademloos geluisterd. Terwijl de jongens ’s middags weer ergens gaan spelen gaan Frank en ik met Yfke een rondje langs de instanties doen. De bank, poort6, allerlei dingen regelen en opzeggen.

Peter de Jong uit de kerk heeft aangeboden om ons te helpen met je huisje. Hij heeft een zwager met een grote loods en een vrachtauto en die haalt wel vaker huizen leeg en geeft dan de spullen weg aan mensen die het kunnen gebruiken of aan het Leger des Heils. Ik denk dat jij het daar wel mee eens zou zijn, dat we zo veel mogelijk mensen helpen met jouw spulletjes. Ik heb hem een sleutel gegeven en hij regelt dat verder allemaal.  En zo gaat alles weer door, de dag erop moet ik weer werken. Ook weer heel raar, tegelijk ook wel weer fijn. Ik word door al mijn leerlingen gecondoleerd, ze hebben de tranen in de ogen, lief hoor. Het is pittig, maar het lukt. Veel mensen informeren hoe het is, dat is aan de ene kant fijn, maar aan de andere kant komt alles steeds weer boven. Gelukkig staat er een doos tissues in de personeelskamer, dus die komen goed van pas.

Zo heb je iedere keer van die momenten dat het je aanvliegt. Tijdens het Wii-en constateren de jongens keihard dat ze jouw poppetje even moeten verwijderen, want jij bent dood. Het zinnetje ‘oma is dood’, begint sowieso een soort mantra te worden, want Chris maakt nu onderscheid tussen jou en Frank zijn moeder op de volgende manier. Als het over oma gaat, en hij weet niet precies welke dan vraagt hij :’Is het de oma die dood is of de andere?’ Ik vind dat een nare manier van omschrijven, vooral omdat Yfke het als een soort langspeelplaat gaat herhalen: ‘oma dood, oma is dood etc.’ We hebben ze nu maar aangeleerd om gewoon oma van Schaik te zeggen, of de oma die bij de Here Jezus is, dat klinkt toch wat vriendelijker. Na een paar dagen bereiken we eindelijk het gewenste effect.

Jouw overlijden heeft bij Arjen nog een andere vraag opgeroepen, of eigenlijk meer een constatering. Toen we terugreden van de begrafenis begon hij er al over: ‘Mama, oma was pas 57 en gaat dood, Sinterklaas is misschien al wel duizend en nog steeds niet dood.’ Frank en ik verwachten hier de vraag achteraan hoe dat nou precies zat en ik was best bereid om daar in alle eerlijkheid antwoord op te geven, maar er kwam geen vraag, het was meer de simpele constatering van een feit.

Ondertussen ben ik allerlei spulletjes van je aan het opruimen, je kleurspullen, foto’s, boeken. Maar ook alle kaarten die we hebben gekregen. Geheel in ‘de geest van mama’ heb ik een mandje gekocht bij de kringloop om daar alle kaarten, de rouwbrief en de condoleanceboeken van je werk en de begrafenis in te bewaren. Als je het niet erg vindt heb ik er ook de foto ingestopt. Ik kan er niet zo goed tegen om jouw foto op een plekje in de kamer te zetten. Iedere keer als die foto boven tafel komt, dan zitten alle drie de kinderen er met hun neus bovenop: ‘Kijk dat is oma’.  Dan vliegt het mij weer aan. De gedachte dat je nooit meer even aan komt fietsen en niet meer de geweldige oma kunt zijn die je was, dat ga ik het meeste missen. Onze kinderen moeten het zonder jou doen en ik hoop maar dat in ieder geval Arjen zich later kan herinneren wat een fantastische oma jij was.

Dus sorry mama, ik heb je foto in het mandje gedaan en een andere foto van jou en Yfke van afgelopen zomer in een verzamellijstje van kinderfoto’s gedaan, zo ben je toch nog een beetje tussen je kleinkinderen.

Ondertussen voel ik me een beetje ontworteld. Het zal wel wennen, maar nu komt het nog geregeld voor, dat ik even wil bellen om iets te zeggen of te vragen. Zo van:  ‘Arjen heeft zijn B-diploma gehaald in maar 4 lessen’. Of,  ‘Ik heb net iets leuks geknutseld’ en jij was vaak de enige die daar echt met interesse naar keek…en zo zullen er nog wel meer momenten komen.

En zo is nu de stand van zaken mama, of zoals we altijd een telefoongesprek beeindigden: ‘we zijn weer bijgepraat’.

Lieve mama, tot ziens!