Deze poëtische zin
ontsproot daarstraks aan het brein van mijn oudste zoon en deed zijn vader
jaloers opkijken.
Vanmorgen zitten wij met
zijn allen aan tafel. Alhoewel zitten, het lijkt er op, ik loop heen en weer tussen
keuken en eettafel, Christoph hangt zoals gebruikelijk scheef op een stoel en
schuift zijn brood naar binnen. Yfke zit, als de koningin die ze is, aan het
hoofd van de tafel en houdt alles in de gaten, Frank is ook aangekleed en al
aangeschoven en probeert te onthouden dat ie vanmorgen naar de tandarts moet en
Arjen zit te schrijven en te eten tegelijk.
Inderdaad te schrijven,
want hij toen hij beneden kwam lag daar nog het vriendenboekje van een van de
meisjes uit zijn klas en als Arjen ergens een hekel aan heeft, dan is dat werk
dat blijft liggen. (Dat heeft ie van zijn moeder, ik kan ook niet zitten, als
ik nog rommel of strijkgoed of wat dan ook zie). Hoe dan ook, Arjen vond dus
dat het boekje nog ingevuld moest worden voordat we naar school zouden gaan. Hij
heeft er een mooie pen voor opgezocht en zit nu heel nauwkeurig al de vragen in
te vullen.
U kent dat wel, die
vriendenboekjes: wat is je naam, waar woon je, wat is je liefste wens, wat lust
je graag, etc. Ik heb er in mijn basisschoolcarriere al de nodige ingevuld. Na
de overstap naar het voortgezet onderwijs dacht ik er van af te zijn, maar toen
kwam Arjen met de regelmaat van de klok met deze boekjes thuis. Al bij de
kleuters blijkt dat een populair gebruik te zijn. Terwijl ik dan denk ‘die
kinderen kunnen helemaal nog niet lezen, laat staan de meeste van die vragen
begrijpen, maar goed als moeder vul je dan braaf al die boekjes in, want
schrijven kan groep ½ evenmin.
Maar nu zit Arjen in groep
3 en kan hij heel goed zelf lezen en schrijven, dus hij mag al die boekjes
lekker zelf invullen. Je zou denken dat we ondertussen ook de meeste klasgenootjes
al hebben gehad, maar sommigen beginnen vrolijk aan een tweede boekje en dan
mag iedereen dus weer opnieuw. Da’s misschien eigenlijk ook best leuk, dan kun
je vergelijken wat er verandert en gelijk blijft.
Druk met eten, lezen en
schrijven zit Arjen over het boekje gebogen. Wie wonen er allemaal bij jou in
huis, wat wil je later worden, waar zou je met de hele klas naar toe willen? Frank
kijkt over zijn schouder mee en constateert, dat Arjen alles precies zo
opschrijft als je het zegt en her en der de S verkeerd om schrijft. Het ziet er
allemaal heel schattig uit. Arjen doet er echt zijn best op. En dan komt de
volgende vraag: ‘Als ik kon vliegen, dan…..’ Ik neem aan dat de meeste kinderen
een of andere tropische bestemming zouden invullen of anders Disneyland ofzo,
maar zo niet onze zoon. In onze zoon blijkt een romanticus te schuilen, want
zonder blikken of blozen, noteert het ventje: ‘Als ik kon vliegen, dan vloog ik
naar jou.’
Dat is toch een zin die je
zo in een of ander liefdeslied kan aantreffen! Frank die nog steeds meeleest is
er behoorlijk van onder de indruk. ‘Zo Arjen, als jij zo doorgaat, dan moeten
we hier straks dranghekken voor de deur gaan plaatsen. Dan loopt het storm met
al die jongedames die zich hier voor jouw voeten komen werpen.' ‘Die zin had ik
vroeger wel willen gebruiken!’ Als ik de verhalen van ‘vroeger’ een beetje mag
geloven was de vader van het jongetje zelf ook een graag geziene gast bij het
vrouwelijk schoon, dus waarschijnlijk had hij dergelijke zinnen ook wel paraat.
Casanova schijnt een kleintje te zijn geweest vergeleken bij Frank. (Jammer dat
je, als de buit eenmaal binnen is, daar weinig meer van merkt…).
Het gaat echter allemaal
aan Arjen voorbij, dat hij hier blijk geeft van grote literaire kwaliteiten,
heeft hij niet door. Het maakt namelijk ook helemaal niet uit. Het kan hem
niets schelen als er allemaal meisjes hier voor de deur staan. Hij weet toch al
dat ie met Naomi gaat trouwen, dus…
Maar goed, we hebben nog
een zoon, misschien zit er iets voor hem tussen…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten